Niet de wereld maar het heelal op z’n kop. Wat is waarheid?
Ik zie het helemaal voor mij. De (Nederlandse) astronoom Ivo Labbé zit met een lekkere bak koffie achter zijn computerschermen om de beelden te bestuderen die de James Webb Space Telescope 1,5 miljoen kilometer verderop van het heelal gemaakt heeft. Dan ziet hij iets waardoor hij nog net niet zijn koffie uitspuugt: zes sterrenstelsels die op een plek in het heelal voorkomen waar ze volgens de gangbare theorie over het ontstaan van het heelal niet kúnnen voorkomen.
Niet de wereld maar het heelal op z’n kop. Of zoals Ivo het zegt: „We hadden het onmogelijke ontdekt.” Wetenschappers erkennen dat de theorie van een oerknal en een heelal dat al 13,8 miljard jaar uitdijt op de schop moet of op z’n minst aangepast moet worden (RD 4-3).
Eerlijk gezegd word ik daar wel blij van. En dat niet om te kunnen zeggen dat de wetenschappers het bij het verkeerde eind hebben gehad. Morgen kan het namelijk weer anders zijn. Ik word vooral blij omdat ik zie hoe de wetenschap, met al haar beperkingen, werkt. Dat wetenschappers dingen ontdekken die ons verwonderd doen staan en ons een nieuw zicht op de werkelijkheid geven. Of dat nu de minuscule wereld van een antilichaam en ons immuunsysteem is of de onmetelijke wereld van sterrenstelsels en zwarte gaten.
Wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd met een open vizier laat juist keer op keer zien wat onze beperking is: wij zelf. Wij allemaal, wetenschappers incluis, hebben de onbedwingbare neiging om onze bevindingen aan te passen aan gangbare theorieën. Aan wat volgens ons waar is. Nieuwe vindingen, zoals die van Ivo Labbé, zetten ons als mensheid weer met beide voeten op de grond. Opdat we nooit zullen denken dat ons wetenschappelijke beeld van de realiteit af is. Wetenschappers hoeven nooit terug naar de tekentafel, omdat ze altijd aan de tekentafel staan.
In die zin begrijp ik ook niet waarom de ”Wetenschapsbijbel” er is gekomen. Deze wil ons door de bril van wetenschap en cultuur de Bijbel laten lezen. Nu is wetenschap absoluut een bron van kennis over de werkelijkheid in en om ons heen. Een bron die we zeker niet hoeven te verachten. Maar het is wel een heel gefragmenteerde, beperkte kennisbron. Zoiets als de ”Wetenschapsbijbel” is ten diepste een vermenging van een theorie (een mensenwoord) met de waarheid (Gods Woord).
Die woorden van ons moeten we elke keer aanpassen. Het Woord van God heeft echter altijd geldingskracht en is onveranderlijk. Dat staat vast als een rots. Daarom kunnen we er ook op vertrouwen. In dat vertrouwen en door dat geloof „verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden” (Hebreeën 11:3). Daar doet geen enkele wetenschappelijke vinding of theorie afbreuk aan. Omdat wat God zegt waar is en blijft. Aan Zijn waarheid, inclusief hoe Hij over Zijn schepping spreekt, hoeven we niet te twijfelen.
De werkelijkheid is echter dat we sinds de strikvraag van de slang aan Eva, „Is het ook, dat God gezegd heeft…?”, met twijfel en wantrouwen behept zijn. De vraag „Is het wel waar?” werd en wordt maar al te vaak gesteld. Tijdens de coronapandemie, de stikstofcrisis, de (Amerikaanse) verkiezingen, de oorlog in Oekraïne, de gaswinning in Groningen, de toeslagenaffaire… Maar ook als het gaat om de prediking en ons geloof(sleven).
Mogelijk zijn we dan, net als veel wetenschappers, zo overtuigd van onze eigen waarheid dat we ons niet openstellen voor de Waarheid. De moed kan ons ook in de schoenen zakken, zodat we net als Pilatus vragen: „Wat is waarheid?” Jezus had het antwoord al gegeven. „Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn stem” (Johannes 18:37). Jezus heeft letterlijk een gezicht aan de waarheid gegeven, ook in wat Hij deed op aarde. En als we naar Hem horen –dat is luisteren en gehoorzamen– zijn we uit de waarheid. Aan die waarheid hoeven we niet te twijfelen, ons alleen maar over te verwonderen.
De auteur is moleculair bioloog.