Antiochië voorgoed door aardbeving getekend
In het Turkse Antiochië vernietigde de aardbeving veel meer dan gebouwen. Met de aardschokken viel ook een eeuwenoude Joodse en christelijke beschaving in puin. Het is nog maar de vraag wat daarvan te redden valt.
De Orontes stroomt gewoon door, alsof er niks aan de hand is. Maar niets is minder waar. De huizen aan zijn oevers zijn tot puin gereduceerd. Zelfs de bruggen die z’n beide oevers verbinden, zijn zwaar beschadigd. Voorzichtig loop ik over het betonnen overblijfsel van een van de bruggen naar de overkant. Er zitten scheuren in en de relingen zijn weg.
Dit is het oude Antiochië, ofwel Antakya. Deze stad stond al lang op m’n verlanglijstje om te bezoeken. Het is een van de meest significante juwelen uit de geschiedenis van het Midden-Oosten – en zeker uit de christelijke geschiedenis van deze regio.
Of liever: het wás een juweel. De aardbevingen van 6 februari hebben Antiochië onherkenbaar veranderd. Tot een maand geleden stelde ik me voor hoe het zou zijn om tijdens een bezoek aan de stad oude ruïnes te bezoeken. Maar nooit kwam het in me op dat ik op de puinhopen van moderne flatgebouwen zou lopen. Puinhopen waarin de lichamen van de inwoners nog wachten om geborgen te worden.
Offervlees
Terug naar het begin. Het is mei van het jaar 300 voor Christus. De Orontes, ontspringend in de vruchtbare Libanese Beqaavallei en slingerend langs wat nu de Syrische steden Homs en Hama zijn, buigt uiteindelijk af naar de Middellandse Zee.
Het is 23 jaar na de dood van Alexander de Grote. Een van diens opvolgers, generaal Seleucus, wil vier zustersteden bouwen in de regio van wat toen Syrië heette. Eén van de steden moet ergens langs de bocht van de Orontes komen. Maar waar precies?
Een offer aan Zeus moet uitkomst bieden. Een stukje van het offervlees wordt aan een arend gegeven. Die vliegt er mee weg. Aandachtig volgen de aanwezigen waar hij landt. Dat wordt de plaats waar de nieuwe stad wordt gebouwd. De naam van de stad is niet moeilijk te bedenken. Dat wordt Antiochië – net als vijftien andere steden die Seleucus heeft gebouwd. Als vernoeming naar ofwel zijn vader ofwel zijn zoon, die allebei Antiochus heten.
De ster van het nieuwe Antiochië stijgt snel. Grieken, Macedoniërs, Syriërs, Joden: ze vinden er een nieuw thuis. De stad is multicultureel geweest sinds het allereerste begin.
Het duurt niet lang of Antiochië wordt de hoofdstad van het Seleucidische Rijk dat generaal Seleucus stichtte. En nog weer later wordt het in grootte zelfs de derde stad van het uitgestrekte Romeinse Rijk – na Rome en Alexandrië.
Breuklijn
Er is één groot nadeel. Antiochië is gebouwd op een breuklijn en dat betekent vroeg of laat dat er aardbevingen plaatsvinden. Diverse malen wordt de stad deels in puin gelegd, zoals in het jaar 115 wanneer een aardbeving met ongeveer dezelfde magnitude als die van dit jaar voor enorme verwoesting zorgt. In 526 gebeurt dat opnieuw.
Desondanks is de stad populair. Zo rond de geboorte van Christus is Antiochië hét onbetwiste centrum van het hellenistische Jodendom in de regio geworden. Het is dus ook niet zo vreemd dat de apostel Petrus en ook Paulus en Barnabas hun weg naar de stad weten te vinden.
Al vroeg ontstaat er een kleine gemeente van mensen die ”de Weg” volgen, de nieuwe leer over de navolging van Jezus van Nazareth. Paulus en Barnabas werken er een jaar lang rond het jaar 46, en het is hier in deze stad dat de volgelingen van Jezus voor het eerst christenen worden genoemd (Handelingen 11).
Dat is het begin van de roemruchte christelijke geschiedenis van Antiochië. Petrus wordt er nog altijd gezien als de eerste patriarch van de stad, maar hij is niet de enige bekende. De geschiedenis van de derde patriarch, Ignatius, wordt nog altijd wijd en zijd verteld. Hij werd rond het jaar 140 van Antiochië naar Rome gebracht om daar aan de wilde dieren gevoerd te worden in een Romeins theater.
Die gebeurtenis zou het christelijk getuigenis in Antiochië niet stoppe, integendeel. De stad werd in de eeuwen die volgden een van de belangrijkste zetels van de vroegchristelijke kerk.
Agabus
Het verval zette in tijdens een historische gebeurtenis aan de oevers van de Orontes: de Slag van de IJzeren Brug in 637. Het Byzantijnse leger en de legers van het Arabische Rashidun-kalifaat stonden bij Antiochië lijnrecht tegenover elkaar. De laatsten wonnen en Antiochië zou eeuwenlang de speelbal blijven tussen de Byzantijnen en Arabieren en later tussen de kruisvaarders en moslims.
De overblijfselen van die tijd zijn voor een deel nog altijd te zien – zelfs na de aardbeving. Zo heeft de oudste kathedraal ter wereld, de Grotkerk van Petrus in Antiochië, het natuurgeweld overleefd. Maar dat geldt niet voor de synagoge van de stad, niet voor de oude Grieks-orthodoxe kerk en niet voor de beeldbepalende Habib-moskee – vernoemd naar een man die mogelijk te identificeren is als Agabus, degene die in Petrus’ en Paulus’ dagen een hongersnood voorspelde.
Weg zijn al die gebouwen. Als ik over de brokstukken loop rond de Grieks-orthodoxe kerk komen er allerlei gevoelens boven. Ik klim over meters puin dat het plein voor de kerk bedekt. Een ingestort puntdak verspert mijn weg. Hier werd geschiedenis geschreven. Hier ademden de gebouwen als het ware het verleden uit.
Joden
Maar bepalender nog dan historische overblijfselen zijn de mensen die de stad vormen. En juist die maakten Antiochië ook in de moderne tijd zo’n bijzondere stad. Turkije is in de laatste eeuwen steeds eenvormiger geworden; het werd een land waar christenen een piepkleine minderheid zijn en protestanten –ook hun kerk in Antiochië is verwoest tijdens de aardbeving– een haast verwaarloosbare minderheid binnen een minderheid. Maar juist Antiochië was daar een uitzondering op.
De stad had tot het moment van de aardbeving zelfs een synagoge, en dat is niet zo vanzelfsprekend in het Turkije van vandaag. Maar de Joodse gemeenschap in Antiochië bestaat sinds de aardbeving niet meer.
Op straat in het centrum van de stad raak ik in gesprek met een paar mannen die zich warmen aan een vuurtje, gevoed met stukken hout van ingestorte huizen. Eén van de mannen wijst naar een half ingestort flatgebouw aan de overkant van de straat. „Daar woonden een paar Joden. Ze zijn direct na de aardbeving geëvacueerd door de Israëliërs. Met helikopters.”
Dat laatste is moeilijk te controleren, maar feit is dat er niemand meer over is om de vlam te dragen. Het hoofd van de Joodse gemeenschap in Antiochië, Saul Cenudioglu, kwam tijdens de aardbeving om het leven, samen met zijn vrouw. Sauls broer Ezra en diens zoon Mordechai overleefden de ramp, zo schrijft Israel National News, maar ze besloten niet te blijven.
„Dit was het”, zei Ezra tegen een Joodse bezoeker van buiten de stad. „Ik ben de laatste Jood van Antiochië, en ik vertrek. Het is afgelopen met deze gemeenschap. We waren hier sinds 300 jaar voor het begin van de jaartelling tot op deze dag, en nu is het over.”
Gaarkeukens
Het zou zomaar kunnen dat hetzelfde gaat gelden voor de christelijke gemeenschap van de stad. Die is groter, maar niet minder kwetsbaar. Simon, een van de leden van de Grieks-orthodoxe kerk, loopt op straat rond om de helpende hand te bieden aan wie dat nodig heeft. „De meeste gemeenteleden zijn vertrokken”, zei hij een week na de aardbeving tegen me. En anderen zijn begraven – zeker zo’n vijftig gemeenteleden.
De overlevenden hebben volgens Simon weinig om naar terug te gaan. De kans is groter dat ze bij familie zullen blijven in plaatsen als Mersin of Istanbul; of dat ze het land helemaal de rug toekeren.
Maar zo ver is het niet. Nóg niet. Ondanks de ramp laten overgebleven christenen zien wat ze voor de stad willen betekenen. Met hulp van anderen zijn lokale christenen gaarkeukens begonnen waar iedereen die dat nodig heeft eten kan halen. Het leverde op Twitter verontwaardiging op bij sommige islamitische geestelijken. „Die christenen hebben voor iedereen een glimlach en ruimen zelfs de omgeving op!”
Als dat het laatste zou zijn wat mensen zich van de christelijke aanwezigheid in Antiochië kunnen herinneren, is het in elk geval in lijn met hoe het hier ooit allemaal begon.