Klimaatafspraken met grote vervuilers gaan langzamer dan gehoopt
De gerichte afspraken met grote vervuilers uit de industrie komen langzamer van de grond dan gehoopt. Het kabinet had verwacht in 2022 nog met vier of vijf bedrijven een eerste afspraak te maken over CO2-vermindering, maar dat waren er vorig jaar maar drie: Tata Steel Nederland, Dow Benelux en Nobian. Eind vorige maand kwam daar kunstmestproducent OCI bij. Minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) is desalniettemin hoopvol.
De bewindsvrouw schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat met deze vier bedrijven intentieverklaringen zijn getekend. Hierin staan de klimaatambities van de bedrijven en de doelen op hoofdlijnen. Deze worden verder uitgewerkt in een tweede stap. De derde stap zijn bindende maatwerkafspraken. Dat er dus nog maar met enkele bedrijven een eerste stap is gezet, is „zeker geen onwil”, aldus Adriaansens. Ze wijst erop dat het beleid nieuw is, en „meer vraagt van betrokken partijen” dan eerst gedacht. De aanpak is bovendien ingewikkeld.
Adriaansens is wel blij met de eerste stappen: de CO2-besparing van de vier bedrijven die intentieverklaringen hebben getekend, telt op tot ruim 8 tot 9 megaton per jaar. Dat is 40 procent van de totale CO2-vermindering die nodig is van de industrie. Nederlandse bedrijven stootten in 2021 dik 74 megaton uit. Tata Steel is veruit de grootste industriële CO2-uitstoter van het land. Als de afspraken met dat bedrijf daadwerkelijk resultaat opleveren, levert dat de grootste klapper op: 5 megaton per jaar.
Het kabinet kondigde in het coalitieakkoord aan dat het met grote vervuilers individuele afspraken wilde maken om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, vaak in ruil voor financiering. Dit wordt groene industriepolitiek genoemd. Het beleid moet ervoor zorgen dat de industrie CO2 bespaart, zonder dat bedrijven die veel uitstoten uit Nederland vertrekken vanwege strenge klimaatregels. Critici zien meer in normen en regels voor bedrijven. Ook voorstanders van deze aanpak uitten zich recent kritisch, omdat zij vinden dat het kabinet te weinig vaart maakt.
De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) was eind vorig jaar kritisch over de voortgang. Sinds 2018 is de industrie „nauwelijks duurzamer gaan produceren”, concludeerde de autoriteit in een onderzoek naar de prestaties van de 264 Nederlandse bedrijven die onder het Europese systeem voor emissiehandel vallen. Ze doen het volgens de autoriteit niet zozeer slechter dan de industrie in andere Europese landen, maar het kabinet heeft de wens om tot de Europese top te behoren en daarvoor is „echt nog veel werk aan de winkel”, klonk het.