Puriteinen zien Wet en Evangelie niet als tegenstellingen
Wie in de prediking de volle ruimte van Gods genade in Christus toont, kan zijn hoorders tegelijkertijd hun ellende laten zien en hen aansporen tot schuldbelijdenis.
Het thema ”Wet en Evangelie” doet de laatste tijd weer veel stof opwaaien. Jammer is dat er in de polarisatie rond dit onderwerp onnodige tegenstellingen worden gemaakt. Zelf ben ik enkele jaren geleden te rade gegaan bij het puritanisme, om te onderzoeken hoe de wet en het Evangelie zich binnen deze traditie tot elkaar verhouden. Ik ontdekte dat puriteinen ons overwegingen aanreiken die kunnen helpen om de tegenstellingen te overstijgen.
Allereerst is het van belang te begrijpen dat voor de puriteinen het geestelijk leven begint bij de eerste daad van het geloof. Pas wanneer een zondaar daadwerkelijk tot Christus vlucht, wordt hij gerechtvaardigd en begint het nieuwe leven. De puriteinen aarzelen dan ook niet om onbeschroomd hun hoorders en lezers aan te sporen om de Zaligmaker zonder uitstel te omhelzen.
De vraag of zo’n geloof wel oprecht is, wordt door veel puriteinen niet beantwoord door een beschrijving te geven van de gestalte waarin men tot Christus komt. Het gaat er hun namelijk niet om hóe de zondaar gesteld is wanneer hij komt, maar óf hij tot Christus komt en of hij bereid is Hem te ontvangen zoals Hij wordt aangeboden, als Profeet, Priester en Koning. De puriteinen zoeken daarom Christus aan te prijzen zoals Hij is, om zo mensen aan te sporen om de hele Christus te omhelzen. De vraag of ons geloof oprecht is, wordt door de meeste puriteinse schrijvers dan ook niet beantwoord door te verwijzen naar het plaatsmakende werk van de wet. De oprechtheid van het geloof is voor hen gelegen in het Voorwerp waarop het geloof zich richt (Christus) en niet in de gestalte van de mens die gelooft.
Hulpmiddel
Om deze reden stelt de invloedrijke puritein Richard Sibbes dat de prediking in feite niets anders moet zijn dan een lokken tot Christus. „Dienaren van het Evangelie”, zegt hij, „moeten zich veel bezighouden met het openen van Gods rijkdommen in Christus.” Want juist als Christus wordt verkondigd, „dringt de Heilige Geest onze zielen binnen”. Voor Sibbes is preken dan ook ”to woo”. „Preken is lokken.”
Dit alles neemt niet weg dat veel puriteinse schrijvers juist uitvoerig de nadruk leggen op het plaatsmakende werk van de wet. Daarvoor hebben ze goede redenen. Wij zien namelijk de noodzaak van Christus’ offer niet in, tenzij we in meerdere of mindere mate van onze zonde zijn overtuigd. Om deze reden hanteren puriteinen de prediking van de wet om mensen inzicht te geven in hun verlorenheid en de noodzaak van het werk van Christus. Met andere woorden: de onvoorwaardelijke verkondiging van Christus sluit de verkondiging van de wet niet uit, maar die wordt daardoor juist ondersteund. Opnieuw Richard Sibbes: „Zelfs als iemand de wet niet zou prediken, dan nog zouden deze dingen worden verondersteld en opgesloten liggen in het Evangelie. Waarom zou er een Zaligmaker nodig zijn als wij niet verloren waren?” „Daarom”, zo stelt hij, „is alles wat wij preken, bedoeld om naar Christus uit te drijven, óf het is Christus Zelf, (…) zodat wat wij preken altijd betrekking heeft op Christus.”
Wetsprediking is voor de puriteinen dus geen tegenstelling tot, maar juist een hulpmiddel bij het aanbod van genade. Zij willen onbevangen Christus prediken en mensen lokken tot Hem. Tegelijk beseffen zij dat veel mensen niet tot Hem komen, tenzij er nadrukkelijk op hun zonden wordt gewezen.
Valse vertrouwensgronden
Hiermee is echter niet alles gezegd. Puriteinen preekten namelijk niet alleen de wet, als hulpmiddel voor een ruime Evangelieprediking. Sommigen hebben ook uitvoerig beschreven welke ervaringen een mens opdoet wanneer de wet plaatsmaakt voor Christus. Deze beschrijvingen worden vandaag nogal eens gezien als kenmerken van de wedergeboorte. Dit is echter niet wat de auteurs ermee hebben bedoeld. Volgens de puriteinen is er immers geen sprake van geestelijk leven voordat men tot Christus is gevlucht. Er kunnen wel andere redenen worden genoemd waarom puriteinen het nodig achten om het voorbereidende werk van de wet in de prediking te beschrijven.
Allereerst zou je de bewuste beschrijvingen kunnen lezen als een weergave van schuilhoeken waarin wij geneigd zijn ons te verstoppen in plaats van op Christus te vertrouwen. Een natuurlijk mens zal er alles aan doen om op iets anders te vertrouwen dan op Christus alleen. Daarom besteden puriteinen soms veel aandacht aan het openleggen van deze valse gronden, om de lezers of hoorders aan te sporen tot zelfonderzoek. Voorbeelden hiervan zijn de beschrijvingen van Thomas Hooker –overigens ging hij volgens tijdgenoten wel wat te ver– of Bostons bijlslagen in zijn ”Viervoudige staat”. Het gaat hier dus niet over stadia die men moet doorlopen eer men tot Christus kan komen, maar over valse vertrouwensgronden, waarvan men moet worden afgebracht.
Voorbereidingen
Een andere reden voor het geven van beschrijvingen noemt John Owen, in zijn werk over de Heilige Geest. Hij maakt de vergelijking met een schipper op zee: die heeft een gids nodig om hem langs de zandbanken te leiden, zodat het schip niet strandt. Zo kan de beschrijving van voorbereidingen dienen om een zondaar een veilige weg naar Christus te wijzen, om te voorkomen dat hij halverwege strandt.
Ook John Bunyan wijst hierop, in de ”Christenreis”: op de weg naar de enge poort bevindt zich de poel Wanhoop, maar dwars door die poel liggen de stapstenen van Gods beloften, neergelegd door de dienaren van de Koning.
Als laatste noem ik William Guthrie. In ”Des christens groot interest” beschrijft hij het normale proces van voorbereidingen op het geloof als een positief (dus geen negatief) kenmerk van een gelovige. Omdat het soms moeilijk is om de geloofsdaad bij jezelf te herkennen, kan de beschrijving van het voorafgaande proces een hulpmiddel hiervoor zijn. Tegelijk is het ontbreken van deze voorbereidingen voor Guthrie geen teken dat men niet daadwerkelijk gelooft. Het gaat er immers om dat men Christus heeft omhelsd, op de voorwaarden die Hij Zelf stelt. De weg naar Hem toe is uiteindelijk niet van belang.
De puriteinse voorbereidingenleer en wetsprediking hebben mij geleerd dat er in de gereformeerde gezindte wat het thema ”Wet en Evangelie” betreft te veel in tegenstellingen wordt gedacht. Het Evangelie moet onbevangen en onvoorwaardelijk worden gepreekt. Dat neemt echter niet weg dat we de goede boodschap pas werkelijk verstaan als we onszelf verstaan. Wie de volle ruimte van Gods genade in Christus laat zien, kan zijn hoorders tegelijkertijd hun ellende laten zien en hen aansporen tot schuldbelijdenis. Juist Gods genade biedt deze ruimte: omdat ik weet dat Hij ontfermend is, kan ik mijn zonden hartgrondig belijden, om des te meer te vluchten tot Christus en te rusten in Zijn bloed.
De auteur is docent godsdienst en studeert theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarium.