Zijn we de adventsprediking overgroeid?
Wie het plaatsmakende werk voor Jezus’ komst wil ontkennen, zal heel grote delen uit de Bijbel moeten schrappen.
In de vier weken voor het kerstfeest staan we stil bij de verwachting die aan Christus’ komst voorafging. Kunnen we aan buitenkerkelijken uitleggen waarom wij dit doen? Soms vraagt het ook binnen de kerken om uitleg. God heeft de geboorte van Zijn Zoon zeer zorgvuldig voorbereid, tot in de kleinste details. Dat was nodig, want de geboorte van Christus is een uitvloeisel van de vrederaad. Sinds Genesis 3:15 weten wij dat deze direct te maken heeft met de volvoering van het genadeverbond. En vanaf het begin is het duidelijk dat dit genadeverbond om een persoonlijke toepassing vraagt.
De kerstboodschap kwam echt niet zomaar uit de lucht vallen. In het wereldgebeuren, in het kerkelijke gebeuren en ook in mensenharten was er sprake van de volheid des tijds. Wie niet deelde in de voorbereiding deelde ook niet in het heil. Daarom ging de vrucht van de kerstboodschap aan de meeste inwoners van Jeruzalem en Bethlehem voorbij. Degenen die wel in de voorbereiding deelden, wisten bij Christus’ komst precies waarom zij daarnaar uitzagen. Bijvoorbeeld de herders hadden geen enkele uitleg meer nodig waarom de Zaligmaker gekomen was.
Ik krijg de indruk dat de adventsprediking in reformatorisch Nederland steeds overbodiger wordt. Velen beginnen direct bij de komst van Christus: „Je moet tot Jezus gaan en Hem aannemen.” En: „Door in Jezus te geloven leer je pas zonden kennen.” Mijn moeder zei nogal eens: „We zijn niet uit Jezus gevallen, maar we zijn uit God gevallen en moeten door Jezus met God verzoend worden.” Inderdaad, als Jezus’ komst helemaal op zichzelf staat, waarom zouden we dan nog een adventsperiode houden? Ik kan me voorstellen dat zulke mensen helemaal vastlopen met de adventsprediking.
Sommigen zullen zeggen: „Adventsprediking is onnodig. Calvijn preekte de Bijbel op volgorde, zonder met een kerkelijk jaar rekening te houden.” Ook dan echter kan men de adventsteksten niet negeren. Aan het Nieuwe Testament gaat het Oude vooraf. Aan de aankondiging van Jezus’ geboorte in Lukas 1 gaat de aankondiging van de wegbereider vooraf. Wie het plaatsmakende werk voor Jezus’ komst wil ontkennen, zal heel grote delen uit de Bijbel moeten schrappen.
Een andere gedachte kan zijn dat ons startpunt heel anders is dan dat van de mensen uit het Oude Testament. Wij leven immers na de geboorte van Jezus. Maar ook nu zal er in het hart plaatsgemaakt moeten worden voor Jezus. Wie dat ontkent, zal ook uit het Nieuwe Testament veel passages moeten schrappen. In veel geschiedenissen tekent Johannes hoe zondaren gebracht worden tot de kennis van Christus. God heeft Zijn heilige Wet gegeven onder het genadeverbond. Die wet heeft ook onder het Nieuwe Testament een duidelijke functie. Erskine verduidelijkte: De Wet is de naald en het Evangelie is de draad. Waar de naald niet doorheen is gegaan, is geen plaats voor de draad.
Velen zijn de adventsprediking misschien overgroeid. Maar je mist bij hen dan ook het wonder van Kerst. Petrus van Mastrigt onderscheidt zowel in de geestelijke als in de natuurlijke geboorte van Christus drieërlei tijdperk: de ontvangenis, de formering en de baring. Ik merk dat de adventsprediking nog wel degelijk in een behoefte voorziet. Er is een uitziend volk dat daarin het hart hoort verklaren. Zij die daartoe behoren, worden er met al hun zelfredzaamheden meer en meer buiten gezet. Zij (ver)wachten de komst van Jezus. Hun leven ligt verklaard in de zondagen 2-6 van de Heidelbergse Catechismus. Zij herkennen zich in de weg van de onmogelijkheid waarin God de adventsbelofte altijd heeft vervuld. Zij wachten niet als onverschillige en ongelovige mensen, maar als verloren zondaren die door het geloof uitzien. Bovendien blijft de adventsprediking ook na Christus’ komst van betekenis voor hen die uitzien naar Zijn laatste komst. Bij Zijn eerste komst waren er enkelen die uitzagen. Hoe zal het zijn bij Zijn wederkomst?
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.