Geen duivennest meer op m’n balkon
Nee, nee, nee. Ik riep het hardop tegen de duif die op haar gemak zat uit te rusten op het hek van m’n stadsbalkonnetje. Het was me steeds niet opgevallen, maar nu ik erop lette, zat ze daar wel erg vaak. Soms alleen, soms met een soortgenoot. Ik had er geen aandacht aan geschonken, tot ik ineens een vermoeden kreeg van wat er gaande was. Mevrouw Duif zou best eens op zoek kunnen zijn naar een plekje om haar eieren te leggen.
Dat dit vooruitzicht bij mij uiterst negatieve gevoelens naar boven bracht, had natuurlijk z’n oorzaak. Jaren geleden had een duivenechtpaar namelijk onder m’n grote stoel op het kleine balkon een nestje gebouwd. Er waren eieren in gelegd en toen ik doorhad wat er onder die stoel gebeurde, was het al te laat. Ik had in een oorlogszuchtige gemoedstoestand stoffer en blik gepakt, de stoel aan de kant geschoven en wilde schoonmaak gaan houden. Maar moederduif had me met zo’n berustende blik aangekeken dat m’n geweten luid begon te spreken en de dierenbeul in me had weten te verslaan. Ik had de stoel weer voorzichtig teruggeschoven en in de weken die volgden was m’n balkon langzaam van een kraamkamer in een vuilnisbelt veranderd. Het was verschrikkelijk, maar vooruit, soms moet een mens iets overhebben voor de natuur.
Maar de beelden van de immense vervuiling kwamen nu met zo’n kracht weer terug op m’n netvlies dat ik mezelf beloofde het nooit meer zo ver te laten komen. Geen duivennest meer op m’n balkon. Ik had al zo weinig buitenruimte en er waren in het stadscentrum vast balkons te vinden die veel en veel groter waren.
Steeds als de duif op m’n balkon neerstreek en zoekend rondkeek naar een goed broedplaatsje, opende ik met veel kabaal de balkondeur en verjoeg haar. Maar ze bleef terugkomen. Ik werd steeds bozer en begon tegen haar te schreeuwen als ze weer op het hekje neerstreek. Ze draaide dan haar kopje even om en vloog elegant naar de overkant van de straat om daar te wachten tot ik weer gekalmeerd was. Waarna ze weer rustig terugvloog. Zo ging het dagenlang.
Tot ze ineens wegbleef. Waarschijnlijk had ze besloten dat ze haar kinderen niet in de omgeving van zo’n schreeuwende en stampende man groot wilde brengen. Wat tot rust gekomen, moest ik niet alleen toegeven dat zij de verstandigste was van ons tweeën maar ook dat ik haar miste.