BuitenlandDuitsland
Pruisen spookt weer door het hoofd van de Duitsers

Het Duitse verleden komt maar niet tot rust. Keer op keer voeren onze oosterburen debatten over ”was einmal war”. Nu gaat het –opnieuw– over Pruisen met Bismarck, de IJzeren Kanselier, en zijn vorstenhuis, de Hohenzollern. „Pruisen is in de hoofden van de Duitsers blijven hangen.”

Adolf Hitler (l.) en kroonprins Wilhelm van de Hohenzollern tijdens de Dag van Potsdam op 21 maart 1933. beeld Wikimedia
Adolf Hitler (l.) en kroonprins Wilhelm van de Hohenzollern tijdens de Dag van Potsdam op 21 maart 1933. beeld Wikimedia

„Pruisen is door de geallieerden in 1947 opgeheven, maar is nooit verdwenen”, zegt dr. Hanco Jürgens, wetenschappelijk medewerker van het Duitsland Instituut in Amsterdam. „De naam Pruisen kom je nog regelmatig in Duitsland tegen. Je hebt bijvoorbeeld de voetbalclub SC Preussen Münster.”

De overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog veegden Pruisen van de kaart, omdat het in hun ogen verantwoordelijk was voor het Duitse militarisme en het autoritaire naziregime. Het ”Befehl ist Befehl” en de oorlogsdrang voerden ze terug op Pruisen.

19037923.JPG
dr. Hanco Jürgens. beeld RD

Pruisen was een koninkrijk dat in 1871 na de Frans-Duitse oorlog de Duitse eenheid bewerkstelligde. Het ging verder als keizerrijk met aan het hoofd het Pruisische vorstenhuis, de Hohenzollern.

Na 1945 verdeelden de geallieerden Duitsland in deelstaten. Jürgens: „De geallieerden hadden een deelstaat Pruisen kunnen noemen, maar dat wilden ze te allen tijde voorkomen. Er moest een einde aan het Pruisische militarisme komen. Je moet concluderen: dat is gebeurd. Als er één ding in mei 1945 is gestopt, dan is dat wel het militarisme.”

Immanuel Kant

Dit positieve aspect leidde er volgens Jürgens toe dat het negatieve imago in de loop van de tijd verdween. „Dat komt eveneens doordat men in de loop van de tijd andere oorzaken van het nationaalsocialisme vond. In de jaren zeventig, tachtig van de vorige eeuw werd die gezocht in de zogenaamde Sonderweg. Dan wordt gewezen naar de macht van de adel in het keizerrijk, die in de Eerste Wereldoorlog en in de republiek van Weimar niet verdween. Die bleef zich manifesteren in de ambtenarij, in het leger en in de rechterlijke macht. Op al die terreinen bleven de conservatieve krachten hun macht behouden. De aristocratie bood Hitler in 1933 zelfs de kans om kanselier te worden. Dat gebeurde in de hoop dat men hem aan de kant kon schuiven en men zelf aan de macht kon komen. Dat bleek een misrekening. Al met al kwam hierdoor de focus op het keizerrijk te liggen, dus op na 1870. Pruisen raakte zo een beetje uit beeld.”

Jürgens stelt dat Pruisen „een alternatieve geschiedenis is geworden waar je als Duitser alsnog naar kunt verlangen”. „Tegenover het militarisme van Pruisen met zijn discipline, orde en tucht kwam de Pruisische verlichting met Immanuel Kant en Alexander von Humboldt, die als wereldreiziger onderzoek deed in Zuid-Amerika.

Als iemand gevraagd wordt een citaat te geven van de verlichting komt men steevast met Kant. Die zei: „Die Aufklärung ist der Ausgang des Menschen aus seiner selbst verschuldeten Unmündigkeit”, in het Nederlands: „Verlichting betekent dat de mens de onmondigheid waar hij zelf schuld aan heeft, achter zich laat.” Ik wil maar zeggen, niet Voltaire of Diderot wordt geciteerd, maar de Pruisische filosoof Immanuel Kant.”

Stadsslot

Jürgens wijst bovendien op een aantal Pruisische hervormingen die een rol hebben gespeeld om een positief beeld van Pruisen te creëren. „Na de nederlaag tegen Napoleon in 1806 voerde het land hervormingen door om er weer bovenop te komen. Een van de hervormingen was de gelijkberechtiging van de Joden, waardoor het idee van een tolerant Pruisen ontstond.”

„Er zijn dus andere beelden van Pruisen teruggekomen die het kennelijk goed doen”, zegt Jürgens. Dat bleek in 1981 toen er een grote en dure tentoonstelling in West-Berlijn over Pruisen werd georganiseerd. De belangstelling was enorm. Als een feniks verrees Pruisen uit de as.

Het stadsslot van de Pruisische vorsten in het centrum van Berlijn is zelfs herbouwd. Jürgens: „Dat is de plek van waaruit keizer Wilhelm II in 1914 twee balkonredes hield om de oorlog aan te kondigen. Het startschot voor de herbouw van het slot gaf in 2002 nota bene een regering waarvan de SPD’er Gerhard Schröder bondskanselier was en Joschka Fischer van de Groenen minister van Buitenlandse zaken.”

De laatste tijd moeten Pruisen en Bis­marck het toch weer ontgelden. Hebt u daar een verklaring voor?

„Dat heeft voor een belangrijk deel te maken met de koloniale geschiedenis waar in Duitsland veel belangstelling voor is ontstaan. In Duitsland stond de koloniale geschiedenis lange tijd in de schaduw van de Holocaust. Sinds de jaren negentig dacht men: wat hebben we nog meer in de wereld gedaan, of beter gezegd misdaan? De Duitsers kwamen uit bij de genocide op de Herero en de Nama begin 20e eeuw in Namibië, waar de Duitsers toen de dienst uitmaakten.

Het interessante is dat Bismarck aanvankelijk tegen Duitse koloniën was, omdat hij na de Duitse eenwording van 1871 de andere Europese machten niet nog meer tegen de haren in wilde strijken. Onder druk van het bedrijfsleven en nationale pressiegroepen ging hij toch akkoord. Duitsland heeft toen in de jaren tachtig van de 19e eeuw onder andere Zuidwest-Afrika, het huidige Namibië, bezet. Zo kon het beeld kantelen van een kanselier die tegen koloniën was naar iemand die het stichten ervan juist mogelijk maakte. Daar komt nog bij dat hij in 1884-1885 de organisator van de grote Congo-conferentie was, waar Afrika min of meer is verdeeld. Kortom, nu het kolonialisme een belangrijke rol speelt en Bismarck daar de vader van blijkt te zijn, is er in Hamburg een stevig debat ontstaan over het meer dan 30 meter hoge standbeeld van hem in de haven van Hamburg. Monumentenzorg zegt daarvan dat er niets aan veranderd mag worden. Critici menen dat het zo niet kan blijven staan. Die stellen bijvoorbeeld voor Bismarck zijn zwaard af te nemen.”

Moeten we in dat perspectief de actie van Baerbock zien, die december vorig jaar de Bismarckkamer op het ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn de naam Zaal van de Duitse eenheid heeft gegeven?

„Inderdaad. Al kan ook de rechtszaak van de Hohenzollern om hun bezittingen terug te krijgen hier een rol in spelen (zie ”Hohenzollern eisen bezittingen terug”). Familiehoofd Georg Friedrich Ferdinand prins von Pruisen wil aantonen dat zijn familie helemaal niet zo’n fout verleden had. Sterker nog, ze waren zogenaamd verbonden met Von Stauffenberg, die in 1944 samen met andere hoge adellijke officieren een aanslag op Hitler pleegde. Iedereen die een beetje van adel was zei na de oorlog dat hij erbij betrokken was. De Hohenzollern dus ook. De rechtszaak doet hun naam geen goed. Je ziet nu ook dat de universiteit Münster van haar naamdrager Wilhelm II af wil.”

Keren de Groenen zich tegen symptomen uit het verleden of hebben ze een bepaald geschiedbeeld voor ogen?

„De Groenen zoeken vooral naar democratische elementen in de Duitse geschiedenis. Daar willen ze bij aanhaken. Denk aan de Duitse revolutie van 1848 en de republiek van Weimar. Ze zitten op de lijn van de Duitse filosoof Jürgen Habermas: de Bondsrepubliek kan onmogelijk een democratie zijn zonder zich voortdurend rekenschap te geven van de ergste daad van de geschiedenis, namelijk de Holocaust.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer