Religie 2.0?
De Ghanees-Britse filosoof Kwame Anthony Appiah is wereldwijd bekend, vooral om zijn ideeën over identiteit. Voor hem is dat de fundamentele gelijkheid van alle mensen. De mensheid vormt een eenheid in verscheidenheid. Spannende vraag: hoe waardeert Appiah religie?
Kwame komt in 1954 in Londen ter wereld. Hij groeit op in Kumasi, de tweede stad van Ghana. Zijn moeder behoort tot een vooraanstaande Britse familie, zijn vader tot de koninklijke familie van een van de belangrijkste Ghanese stammen.
Het gezin ontvlucht Ghana vanwege politieke verwikkelingen en wijkt uit naar Engeland. Daar studeert Kwame medicijnen en filosofie aan de Universiteit van Cambridge en promoveert daar als eerste Afrikaan. Appiah noemt zichzelf een kosmopoliet vanwege zijn immigratieverleden. Zijn familie telt veel nationaliteiten en religies.
Sinds 2014 is Appiah hoogleraar filosofie en rechten aan de New York University. Daarvoor doceert hij aan tal van gerenommeerde Engelse en Amerikaanse universiteiten, zoals Yale, Harvard en Princeton. Ook verzorgt hij wereldwijd gastcolleges en lezingen. Daarnaast publiceert hij veel, de laatste jaren vooral over het thema identiteit, een thema dat nauw verweven is met zijn biografie.
Religie als levensstijl
Verschillende van Appiahs publicaties zijn vertaald, onder andere in het Nederlands, bijvoorbeeld zijn boek ”The lies that bind us (rethinking identity)” (”De leugens die ons binden”, 2018). In dit boek analyseert hij de waarde van identiteit. Kwame waardeert identiteit niet louter negatief. Volgens hem bepalen land, cultuur, klasse en religie iemands identiteit. Wel constateert hij dat identiteit door allerlei leugens –lees: verzinsels– een negatieve klank kan krijgen.
Een van zijn lezingen draagt de titel ”Is religion good or bad?” (2014). In deze rede belicht Appiah de invloed van religie op identiteit. De lezing is op YouTube inmiddels bijna twee miljoen keer bekeken. Tegenover twee uitgesproken meningen die stellen dat religie goed, respectievelijk fout is, poneert hij dat religie niet bestaat. Tenminste, niet in de zin zoals het Westen religie definieert.
Appiah confronteert het westerse concept met de manier waarop niet-westerse samenlevingen religie opvatten. Volgens de westerse definitie is religie: geloof in God of goden. Wie daarin niet gelooft, is een atheïst. Niet-westerse samenlevingen daarentegen maken zich volgens Kwame nauwelijks druk over de vraag of iemand gelooft. In deze samenlevingen is religie geen geloof in een transcendente macht, maar een levenswijze. Je bent moslim, hindoe, jood of boeddhist, omdat je tot deze gemeenschap behoort. Religie is de levensstijl van je community; niet meer dan dat.
Het westerse concept van religie is binnen de christelijke traditie ontwikkeld. Volgens Appiah is het christendom „een extreem specifieke traditie”. Kenmerkend voor het christendom is namelijk de behoefte om het geloof te omschrijven. Vervolgens sabelen christenen met hun geloofsbelijdenis elke afwijkende mening of religie neer. Het christelijk geloof sluit uit en belet wetenschappelijke vooruitgang, stelt Appiah.
Naar zijn mening heeft de Verlichting de wetenschap uit de knellende boeien van het christelijk geloof bevrijd. Vanaf de achttiende eeuw ketenen christelijke vooronderstellingen de westerse wetenschap niet langer. Vandaag de dag zijn geleerden vrij om alles ter discussie te stellen en kunnen zij in vrijheid wetenschap beoefenen. Zij hoeven niet te vrezen om hun bevindingen tegenover de kerk te verantwoorden, noch bang te zijn om veroordeeld te worden wanneer zij in strijd met het christelijk geloof opereren, zo beweert Appiah.
Tegenover het post-christelijke Westen plaatst Kwame niet-westerse samenlevingen. Tot deze samenlevingen behoort het grootste deel van de wereldbevolking. De verlichting heeft in het Westen geleid tot een stringente boedelscheiding tussen wetenschap en religie. In niet-westerse samenlevingen daarentegen gaan die hand in hand.
Een animistische atoomgeleerde in bijvoorbeeld India vereert dagelijks zijn voorouders met het brengen van een offer. Ondertussen bedrijft hij op hoog niveau wetenschap. In de perceptie van deze geleerde bestaat er geen scheiding tussen wetenschap en religie.
Appiahs historische schets is discutabel. Zo zet hij de geschiedenis naar zijn hand wanneer hij stelt dat het christendom in confrontatie met de islam zich ontwikkeld heeft tot een gewelddadige religie. Verder zijn verschillende van zijn voorbeelden in strijd met de tijdrekening. Ook is zijn voorstelling dat in het Westen de wetenschap dankzij de Verlichting tot bloei kwam, op zijn zachtst gezegd simplistisch. Maar we maken ons te snel van hem af wanneer we daarom Appiahs invloedrijke visie zouden negeren.
Appiahs these dat het christelijke concept van religie een levensbeschouwing gemakshalve kan wegzetten als atheïsme, zet tot nadenken. Volgens veel christenen keert de westerse cultuur zich steeds meer af van het christendom. Tegelijkertijd signaleren tal van sociologen dat het Westen religieuzer wordt. Contact zoeken met overledenen en geesten, het opkomend animisme, de verering van moeder aarde, de indringende zingevingsvragen in de literatuur, muziek en film, de rusteloze zoektocht naar een andere en hogere wereld buiten de waarneembare werkelijkheid; het is niet langer achterlijk en primitief, maar hot en in.
Harmonie
Appiahs verwijzing naar niet-westerse culturen waar de boedelscheiding tussen religie en wetenschap niet bestaat, intrigeert. Die culturen dagen westerse christenen uit om het christelijke geloof te herbronnen en de samenhang tussen religie en wetenschap opnieuw te definiëren.
In de hedendaagse multiculturele wereld klinkt het Evangelie met zijn eigensoortige –noem het wereldvreemde– wereldbeschouwing. Net als niet-westerse culturen onderscheidt deze wereldbeschouwing niet tussen religie en wetenschap. Het wereldvreemde is het perspectief waarin het Evangelie de schepping plaatst. Wie gelooft leeft, observeert, denkt en belijdt vanuit de drie-enige God. Dit theocentrisch perspectief verenigt mensen uit verschillende culturen. God leert hen de zin van het leven en de harmonie van Zijn schepping te verstaan.
Terugkeren tot de tijd vóór de Verlichting kan niet. De geschiedenis kan niet worden overgedaan. Terugkeren naar vroeger wil een christen niet, want hij leeft toekomstgericht. Trouwens, de progressie van het Evangelie belet hem dit. Met het oog op de nieuwe morgen belijdt hij dat het Evangelie voor iedereen de enige manier van leven is. Dat katholieke geloof biedt ruimte voor talrijke verschillen, meer dan menig westers mens gelooft.
De auteur is predikant van de cgk Sliedrecht Beth-El, docent Bijbelse vakken aan het HHS en gastdocent NT aan het Puritan Reformed Theological Seminary in Grand Rapids (VS).