Brandstoplijn met loofbomen moet bosbrand Veluwe vertragen
Staatsbosbeheer gaat de komende jaren veel naaldbomen op de Veluwe kappen om de verspreiding van natuurbranden tegen te gaan. Boswachter Laurens Jansen geeft een toelichting.
Bij de werkschuur van Staatsbosbeheer aan de Lovinklaan onder Kootwijk start Laurens Jansen een terreinwagen van de zaak en rijdt naar de Heetweg. Een klein eindje verder stopt hij in de bosberm en wijst op het tafereel voor hem. In een baan langs de weg staan nog maar enkele bomen, naast jonge opslag.
„Naaldbomen zijn gekapt, loofbomen zijn blijven staan. Vooral de grove den is zeer brandgevoelig,” vertelt Jansen. „Loofbomen werken vertragend op een bosbrand.”
Niet dat hier regelmatig stukken bos in lichterlaaie staan; Jansen heeft in de tien jaar dat hij hier werkt pas twee keer een (kleine) bosbrand meegemaakt. Maar dat kan veranderen. Hij verwijst naar de drie droge zomers in de afgelopen jaren en de grootschalige branden in onder andere Australië, Spanje en de Peel. Genoeg reden om maatregelen te treffen om een onbeheersbare brand te voorkomen, vindt Jansen.
Over brandpreventie is Staatsbosbeheer al vele jaren in overleg met de brandweer, overheden en terreinbeheerders. Een paar jaar geleden is besloten in dit deel van de Veluwe een aantal ”brandstoplijnen” te realiseren. De boswachter start de auto weer en rijdt door tot waar een breed bospad de weg kruist. Rechtsaf kun je naar Loofles, maar de terreinwagen slaat linksaf. Dit is de grens van het enkele honderden hectaren grote ”compartiment”: een bosgedeelte omringd door brandstoplijnen.
Veel is hier nog niet weggekapt, maar verscheidene jonge dennen rond het pad vertonen een oranje stip: hun lot is bezegeld. Jansen: „Als brandstoplijn kiezen we een verharde weg of een hoofdpad. Aan weerszijden worden in een strook van twintig tot dertig meter de meeste grove dennen geoogst. Het is de bedoeling dat het bos blijft, dus de open plekken moeten dichtgroeien met loofhout. Waar dat niet gebeurt gaan we inplanten.”
Bij de volgende kruising zet hij de wagen aan de kant. „Dit is de Houtvester van ’t Hofweg, ook een brandstoplijn.” Hij stapt het bos in. Daar wemelt het van de oranje stippen en strepen die de rijrichting aangeven voor de ”harvester”, een monsterlijke machine die bomen vastpakt, afzaagt en weglegt. Toch veroorzaakt zo’n gevaarte volgens Jansen geen noemenswaardige schade aan jonge boompjes; die veren bijna allemaal weer terug
Waar mogelijk gaat eerst een ploeg vrijwilligers aan de slag om dennenopslag weg te zagen. „Ook deze prunus moet weg”, wijst de boswachter. „Dat is een brandgevoelige loofhoutsoort.” Hij laat een schema zien waarin van de meeste boom- en struiksoorten de brandbaarheid is aangegeven, per jaargetijde. Het is een combinatie van kenmerken die brandgevoeligheid van een boom bepaalt. Douglashout is levend even brandbaar als grove den, maar het dode hout beduidend minder.
Maar er is meer waar Staatsbosbeheer rekening mee moet houden. „Het tophout laten we het liefst in het bos liggen, maar hier moet het weg.” Bovendien wordt het werk in fasen uitgevoerd: goed voor de natuurlijke verjonging, prettig voor de wandelaar en praktisch omdat het voorlopig gefinancierd wordt uit het vaste onderhoudsbudget. „Hier zijn we de komende jaren of zelfs decennia wel mee bezig.”