Conservatieve islam wint een slag in VS
De strijd tussen de conservatieve en rekkelijke islam is oud – minstens zo oud als de middeleeuwen. Het is een strijd die op veel terreinen wordt gevoerd.
Tussen soefi’s, die esoterische muziek maken, en salafisten, die iedere vorm van muziek uitbannen. Tussen auteurs als de middeleeuwse Rashid al-Din die Mohammed zonder scrupules afbeeldden en zijn tijdgenoot Ibn Taymiyya, die zulke tekeningen gruwelijk vond.
Hoe oud en wijdverbreid die strijd ook mag zijn, geografisch gezien bleef dit interne islamdebat eeuwenlang beperkt tot de islamitische wereld. Maar dat is aan het veranderen. Afgelopen weken ontstond een heftige discussie in wetenschappelijke kringen toen een Amerikaanse docente werd ontslagen. De docente, Erika López Prater, had het aangedurfd om aan de Hamline University in Saint Paul (Minnesota) een afbeelding te laten zien van Mohammed.
Dat deed ze in het kader van een college over islamitische kunst. De afbeelding zelf komt uit de islamitische geschiedenis, namelijk uit een klassiek geschiedenisboek van de Perzische auteur Rashid al-Din, die rond het jaar 1300 leefde. Rashid al-Din deed niets opmerkelijks in zijn tijd; er werden toen tal van afbeeldingen van Mohammed gemaakt die bedoeld waren om tijdgenoten inzicht te geven in de ontwikkeling van de (islamitische) geschiedenis.
Maar in de les van de docente zat een islamitische studente die aanstoot nam aan de plaat. Ze voelde zich buitengesloten, klaagde ze. De universiteit nam die klacht buitengewoon serieus en ontsloeg de docente.
Een rel was geboren. Wat eeuwenlang een interne discussie in het grotere Midden-Oosten was, heeft nu wortel geschoten in het Westen. Waarbij Rashid al-Din het in Minnesota heeft moeten afleggen tegenover Ibn Taymiyyah. De preciezen hebben in Saint Paul gewonnen van de rekkelijken. Deze slag althans, want de strijd zelf gaat natuurlijk onverminderd door.
Het is echter opmerkelijk dat de winst voor de ‘harde’ kant zo nadrukkelijk werd gefaciliteerd door het niet-islamitische Amerikaanse universiteitsbestuur. Je zou namelijk ook kunnen betogen dat een prent als die van Rashid al-Din, die voor de volle honderd procent deel uitmaakt van de islamitische (kunst)geschiedenis, getoond móét worden in zo’n college, en dat juist een docent die dat weigert zijn academische titel niet waard is.
Dat de universiteit heeft besloten zoals ze deed, laat dus vooral zien hoe één bepaalde visie op de islam de boventoon voert vandaag. Namelijk dat de islam één ultraconservatief geheel is. Het laat verder zien welke maatschappelijke aanname op steeds meer plaatsen in het Westen leidend is. Namelijk dat minderheden in hun strijd om inclusie nooit gekwetst mogen worden.
Hoewel de oorspronkelijke discussie aan de universiteit werd geïmporteerd uit het Midden-Oosten, zijn die beide aannames zo typisch westers dat zelfs in het Midden-Oosten de schouders erover worden opgehaald. Je kunt ook roomser zijn dan de paus. Of islamitischer dan Mohammed.