Alpine Zwitsers tussen gestoofd hout
Het meer en de bergen zijn dé grote trekkers. Maar wat als het regent? Dan is het Engadiner museum in Sankt Moritz een aanrader. Het toont hoe alpine Zwitsers vroeger woonden. Heel bijzonder…
Hout, hout, hout – dat is de eerste indruk als je de ”Stüva da Zuoz” op de begane grond binnenloopt. Logisch want ”Stüva” betekent ”woonruimte met houten panelen” in het Reto-Romaans. Hout was (en is) in overvloed aanwezig in de uitgestrekte bossen rond Sankt Moritz, dus waarom zou je een ander bouwmateriaal gebruiken? Deze woonkamer is volgens de Engelstalige audiotour op de museumtablet het warmste en gezelligste vertrek van het huis. „Hier komt de hele familie samen om te eten en om in de avond schrijf- en handwerk te verrichten”, vertelt de digitale gids. De ruimte wordt verwarmd door een stoof tussen de kamer en de keuken ernaast. Via een soort luikje in het plafond, een Burel, bereikt de warme lucht ook de slaapkamer erboven.
De keuken, ”Chadafö” in het Reto-Romaans, was de enige ruimte in het huis waar vroeger een open vuur brandde. De overige vertrekken werden allemaal verwarmd met stoven, een soort spekkachels, net als het exemplaar in de woonkamer. Boven en op de stenen kookplaat van de open haard staan en hangen een heleboel potten en pannen, lepels, messen en vorken. „Het is zeer onwaarschijnlijk dat een doorsnee huishouden zo veel kookgerei bezat”, geeft de gids toe. „In werkelijkheid was de gemiddelde keuken een duistere, spaarzaam ingerichte ruimte, waarvan muren, plafond en meubels met vet en roet bedekt waren.”
Het volgende vertrek heet ”Stüva da Brail”. Het bevat een enorme hoogslaper en een massieve, houten kast, maar dé blikvangers zijn twee spinnewielen in het midden van de ruimte. „Tijdens de lange winteravonden verzamelden de vrouwen van de Engadine-regio zich in deze ruimte voor spinsessies”, leert de tablet. „Ze maakten draad en garen van wol en vlas. Om het monotone werk op te leuken deelden ze het laatste nieuws en zongen ze Romaanse liederen.”
Torenstoof
Op de eerste etage bevindt zich de ”Stüva da Mesoch”. Deze kamer is ingericht alsof hij door een welgestelde familie is bewoond. Dat is duidelijk te zien aan het houtsnijwerk: plafond, deuren en wanden zitten vol gedetailleerde inkervingen van rozetten en de enorme torenstoof in de hoek is rijk gedecoreerd met bloemen en planten.
De ”Stüa de Gros” op diezelfde etage bevat een verzameling wapens van de families Negri, Venosta en Venosta di Vervio uit het Italiaanse Grosio. Wat dat Italiaanse wapentuig in Zwitserland doet? Het Zwitserse kanton Graubünden, waarin Sankt Moritz ligt, maakte in de vijftiende eeuw deel uit van de Vrijstaat van de Drie Liga’s –een samenwerkingsverband tussen de Liga van Gods Huis, de Liga van de Tien Rechtsgebieden en de Grijze Liga om de groeiende macht van het Huis van Habsburg en het bisdom Chur te weerstaan– vertelt onze gids. Het grondgebied bevatte ook delen van het huidige Italië. „Deze schitterende ruimte uit Grosio heeft dus alle recht om zich in ons museum te bevinden”, concludeert de gids.
Speren, jachtgeweren en hellebaarden van de drie Italiaanse families hangen dreigend aan de wand. Wat dat betreft komt een klein kamerorgel in de ruimte ernaast vriendelijker over. Jammer van het bordje boven het klavier: ”Bitte nicht berühren” (”Gelieve niet aan te raken”.)
Tot onze verrassing prijkt er boven de volgende kamer opnieuw een bord met de tekst ”Stüva da Zuoz”. Op de begane grond hadden we toch ook al een living bewonderd? „Veel rijke Engadine-families in de 17e en 18e eeuw realiseerden op de eerste verdieping een tweede woonkamer”, vertelt de tablet. „Die werd vaak nog wat mooier en rijker ingericht dan het exemplaar beneden. Kijk maar eens naar de rijk gestoffeerde fauteuils en de prachtige Bijbel hier. De ruimte was bedoeld voor het vieren van familiefeesten, het ontvangen van gasten en het bezegelen van deals.” Mooi om zaken te doen met de Schrift in het centrum.
Reto-Romaans
Op de tweede verdieping is de link tussen ruimte en woonfunctie soms wat losser. Zo bevat de ”Stüva Sgabuz” vooral (zichtbare en hoorbare) voorbeelden van Reto-Romaanse gedichten en liederen. „Oprichter Riet Campell zette zich begin 20e eeuw enorm in om de culturele rijkdom van deze streek te bewaren. Zij en anderen verzamelden gedichten, liederen en verhalen in het Romaans, omdat die taal dreigde te verdwijnen. In 1938 scoorde de beweging een succes: na een referendum werd het erkend als Zwitserlands vierde, nationale taal.”
Niet ver van de talige ruimte ligt een tweede slaapkamer. Uiteraard staat ook hier een bed. Volgens de gids beschermen de gordijnen rond het ledikant slapers tegen beestjes die van het plafond naar beneden vallen. Mocht je door die plofjes al niet goed slapen, de tekst in het houten bedframe zal je nachtrust vast ook niet bevorderen, al is het de vraag of dat in dit geval erg is… ”Memento mori” staat er gekerfd. „Een waarschuwing voor de constante aanwezigheid van de dood: zul je wel ontwaken in de morgen?” aldus de gids.
Postoel
Wie slecht slaapt door angst voor beestjes en de dood moet vast een keer naar de wc. Maar een modern, op de riolering aangesloten toilet was er 300 jaar geleden natuurlijk niet. De postoel in de hoek van de kamer moest uitkomst bieden. „Die bespaarde je in ieder geval een nachtelijk bezoek aan de stallen”, aldus de gids.
Om te overleven had en heb je uiteraard genoeg voedsel nodig, maar omdat er vroeger geen koelkasten en vriezers waren, moest het eten op een andere plek worden bewaard. De inwoners van de Engadine-regio gebruikten daarvoor ”Chamineda”, vertelt de gids: massief houten kisten, die er –eerlijk gezegd– als doodskisten uitzien. „Zonder grote voorraden vlees, worsten, brood, eieren, vet, boter en kaas konden de zelfvoorzienende bewoners van deze alpine regio nauwelijks overleven. De Chamineda beschermden niet alleen hun voedsel, maar ook wapens, gereedschap en landbouwmaterieel tegen muizen en dieven.”
Jachttrofeeën
Op de derde verdieping bevinden zich niet veel woonruimtes. Zo bevat het ”Cabinet da Naturalias” vooral jachttrofeeën. „Oprichtster Riet Campell was nu eenmaal een fervent jager”, verklaart de gids. „Ze schonk enkele van haar trofeeën aan het museum. Bovendien was het vroeger gebruikelijk dat een museum de flora en fauna van de regio liet zien. Het was een goede manier om bezoekers de bijzonderheden van de alpine wereld te tonen.”
Alles goed en wel, maar ik zie herten en bokken toch liever in de vrije natuur rondspringen dan met glazige ogen, vanuit de hoogte, op museumbezoekers neerkijken. Hoog tijd voor een wandeling rond het meer van Sankt Moritz, op zoek naar schuw, maar levend, wild. Vanaf de museumzolder zie ik het water al uitnodigend schitteren. In de zon!