Valse liederen
Amos 6:23
„Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel niet horen.” Hoe zullen snode onteerders van Gods deugden, van Zijn heilige Naam en dag, zo voortgaande op die rampzalige weg des verderfs, zich hierover eens, maar dan helaas te laat, jammerlijk beklagen. Maar wie is er nu onder ons die God op de rechte wijze verheerlijkt en er gedurig zijn grootste vermaak in stelt om Hem, Die zo waard is om gediend te worden, de eer van Zijn Naam te geven? Helaas, velen horen het Woord waardoor hun bekendgemaakt wordt dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken. Zij zingen zelfs de lof van die gezegende Koning der ere mee. Maar op welk een wijze? Velen, ja de meesten, uit sleur en gewoonte, zonder dat zij iets zien of in hun hart gevoelen over de wondergeboorte van Gods Zoon, zonder enige begeerte dat Hij geboren mocht worden in hun hart, zonder verlangen naar die zalige vrede van het gemoed en zonder zich in de rijkdom van dat ondoorgrondelijke welbehagen te verliezen. Voelt u nog geen lust om God de eer te geven? Dan mist u nog die ware vrede van het gemoed, die alle verstand te boven gaat. U mag u verbeelden vrede te smaken in het rustig genot van uw vleselijke wellusten. Dat is echter niet die vrede Gods, die kalmte der ziel, die uit de ootmoedige beschouwing en aanbidding van Gods welbehagen voortvloeit.
Ds. D.A. Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”, 1828)