Van der Staaij: Het is voor Kamerlid altijd zoeken naar juiste balans
Zelden werd SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij zo vaak aangeklampt met de verzuchting „Wat maken jullie er in Den Haag een zooitje van” als dit jaar.
„Ik probeer dan uit te leggen dat ik die opmerking snap”, zegt de Kamernestor. „Voor de burger was 2022 een onrustig jaar en dat heeft zijn weerslag op de sfeer in de Kamer. Elke politicus vangt natuurlijk wel iets op van het maatschappelijk ongenoegen en probeert daar wat mee te doen.”
Of er reden is tot bezinning? Ja, vindt Van der Staaij. Hij wijst op de recente studie ”Humeurig volk, verkrampte politiek” van prof. Nederlandse politiek en parlementaire geschiedenis Joop van den Berg over het functioneren van de volksvertegenwoordiging. Daarin staan de drie v’s van vluchtigheid (van kiezers), verharding (van politieke standpunten en omgangsvormen) en versnippering (van het aantal politieke partijen) centraal. De drie hangen samen, waarbij vooral de versnippering de politiek in een neerwaartse spiraal dreigt te brengen, vreest de auteur. Van der Staaij: „Als de ene partij zegt: „Ik ben het niet eens met dit beleid” zegt de volgende: „De minister deugt niet” en de derde: „De minister is knettergek.””
Ervaart de SGP vanuit de achterban druk om aan die verharding mee te doen? „Gelukkig ervaren wij bij een groot deel van onze kiezers nog steeds een soort basiskrediet, ook bij de jongere generatie”, zegt Van der Staaij. „Zij blijven ons trouw zolang het maar zichtbaar is dat wij onverminderd opereren vanuit onze principiële uitgangspunten.”
Tegelijk nuanceert hij de kritiek dat de SGP het wantrouwen van burgers in de overheid zou versterken, bijvoorbeeld door het soms stevige optreden van Kamerveteraan en landbouwwoordvoerder Roelof Bisschop. „De vraag is steeds: Wil je als partij leven van de onvrede, of blijf je constructief meedenken over oplossingen? Onze visie is steeds geweest: Je bent als Kamerlid niet de megafoon van de burger, maar evenmin het verlengstuk van de regering. Je bent als het ware een makelaar tussen die twee in. Met een redenering: „Zwak de onvrede die je proeft in het land maar een beetje af, want anders torn je misschien wel aan het gezag van de overheid” kan ik niets. Sterker nog, zo’n gedachtegang kan echt een valkuil zijn. Als je ziet hoe sommige boeren in het nauw worden gedreven en van het kastje naar de muur worden gestuurd; ja, dan willen wij daar een zwaar punt van maken, zonder daarin te blijven hangen. De SGP blijft ook de partij die meedenkt en oplossingen aandraagt.”
Hoogleraar Van den Berg stelt ook vast dat de Kamer zich wel kritisch kan uiten over het beleid, maar een deel van zijn verantwoordelijkheden over de schutting heeft gegooid, waardoor het vaak lastig debatteren is. Een voorbeeld is de jeugdzorg. Die ligt nu bij gemeenten, maar nu blijkt dat die ermee worstelen kan de Kamer maar moeizaam bijsturen.
Van der Staaij zegt het nog altijd uitdagend te vinden om met voorstellen te komen die wel uitvoerbaar zijn. Hij noemt als voorbeeld zijn voorstel aan het kabinet om via landelijke bekostiging te regelen dat relatietherapie voor iedereen toegankelijk is. Dat kan helpen om (v)echtscheiding tegen te gaan en kan voorkomen dat de jeugdzorg moet ingrijpen. Een eerste poging liep op niets uit. Maar, zegt Van der Staaij, om iets te bereiken moet je soms volhardend zijn. „Hoe rumoerig en vluchtig het Kamergebeuren ook is, niets blijft zo uitdagend als blijven werken aan je idealen.”