Afik: Acrobatiek met wetten en regels
Nog even, en het is 2023. Hier in Israël hebben we het joodse nieuwjaar, Rosj Hasjana, al in het najaar gevierd. Hoewel Israël steeds meer gebruiken „uit de volken” omarmt, staat het westerse oud en nieuw nog altijd duidelijk in de schaduw van de gewichtige tweedaagse joodse nieuwjaarsviering.
Dit jaar was Rosj Hasjana extra speciaal. We markeerden het einde van de ”sjmita”, het sabbatsjaar voor het land. De Bijbelse basis hiervoor is onder andere te vinden in Exodus 23. Voortbordurend op het idee van de wekelijkse rustdag, wordt Israël daar opgeroepen om ieder zevende jaar het land braak te laten liggen. We mogen dan leven in een tijd waarin amper wordt stilgestaan, de richtlijn om de sjmita te houden heeft nog altijd gezag in Israël. Wil je als boer dat je producten koosjer zijn, dan hoort deze regel er gewoon bij.
Omdat ik sinds kort op de Golan woon, de graanschuur van Israël, zat ik er ineens met mijn neus bovenop. Dat werkte zowel ontnuchterend als inspirerend. Een boer in de buurt spaart daadwerkelijk zes jaar lang om zich het sabbatsjaar te kunnen veroorloven. Als de zevenjarige cyclus voorbij is, begint hij fris en fruitig –letterlijk– aan de volgende. Als je echter met de sjmita in je maag zit, is er altijd wel een maas in de ”halacha”, de joodse wet. Het symbolisch en tijdelijk verkopen van landbouwgrond aan een niet-Jood biedt bijvoorbeeld uitkomst. Kassenbouw eveneens.
Veel had ik niet op met dit soort trucjes, totdat een gesprek met een lokale slager me een ander perspectief gaf. Toen mijn man een heel schaap van hem wilde kopen, begrepen we dat het achterste deel van het beest aan niet-Joden wordt doorverkocht. Op basis van Genesis 32:32 eten Joden tot op de dag van vandaag namelijk de heupspier niet. Mijn Joodse man, oplossingsgericht als hij is, stelde voor dat ik als ‘heidenvrouw’ wel als tussenpersoon kon optreden. Er was geen speld tussen te krijgen.
Hoewel ik de aankoop van het hele schaap best mogelijk wilde maken, deed ik mijn beklag over de ‘acrobatiek’. De slager lachte en zei: „De worsteling is een indicatie dat we het Woord serieus nemen. Als het ons niets had uitgemaakt, hadden we het gewoon afgeschaft.” Sindsdien bekijk ik het religieuze getouwtrek met een andere bril.
Direct na het inluiden van het nieuwe jaar stonden er in de lokale tuincentra weer fruitbomen – de sjmita was immers ten einde. We vierden hun ‘terugkomst’ met het aanleggen van een tuintje. Hoe de halachische route van onze boompjes ook was, de notie dat de Bijbel nog altijd bepalend is voor Israëls kalender, voerde voor ons de boventoon. Wat een mooie manier om het nieuwe jaar te beginnen!