Henk Klein verloor in één klap vier familieleden: „Geen kwaad woord over God”
Zijn vrouw, zoon, schoondochter en nog ongeboren kleinkind werden in één klap uit het leven weggerukt. Toch spreekt Henk Klein (77) uit Nieuw-Beijerland alleen maar goed van God na het afschuwelijke drama bij de buurtbarbecue, afgelopen augustus.
Tot nu toe heeft hij verzoeken van allerlei media afgeslagen. Aan het einde van het jaar wil Klein wel terugblikken in een interview, samen met ds. C. Budding uit Goudswaard, die de begrafenis van het viertal leidde. Vooraf stelt hij één voorwaarde: dat de Heere groot wordt gemaakt.
Het verscheurende verdriet staat op zijn gezicht te lezen als hij zijn verhaal doet. Bijna vier maanden is het geleden dat die verwoestende vrachtwagen als een bloeddorstig monster de dijk bij buurtschap Zuidzijde af denderde. Dwars door de tent reed waar buurtbewoners aan het barbecueën waren. Zeven levens wreed afbrak.
Joke (75), de vrouw van Klein, kwam om bij het drama. Zoon Pieter-Joost (41) en schoondochter Diana (28) ook. Net als kleindochter Karolina, het meisje dat Klein nooit in zijn armen kon nemen. Diana was acht maanden zwanger van haar.
De Heere groot maken als je dát hebt meegemaakt – hóé dan?
Inktzwart
Zelf was Klein niet bij de barbecue op 27 augustus, die inktzwarte zaterdag in Zuidzijde. Hij ging langs bij zijn zus, omdat zij de maandag erop naar het ziekenhuis moest. Zijn vrouw had wel zin in de barbecue met de buurt. „Ik ga maar even”, zei ze. „Over een uur ben ik terug.”
Ze kwam nooit terug.
Maar dat weet Klein nog niet als hij die middag tegen zes uur wegrijdt bij zijn zus in Numansdorp. Totdat hij bij Klaaswaal komt. „Daar was het alsof de Heere me stilzette. Ik kreeg angstige gedachten, werd er koud van. Ik keek om me heen, maar wist niet wat er aan de hand was. Alleen dát er iets gebeurde.” Als Klein thuiskomt, belt zijn oudste zoon. „Pa, moeder is verongelukt. En Pieter-Joost. En Diana.” En dus ook haar ongeboren kindje, weet Klein.
Een snik breekt zijn stem af, als hij de afschuwelijke herinneringen ophaalt. Hij grijpt zijn zakdoek.
Politieman
Ook in de pastorie van de hervormde gemeente in Goudswaard gaat die avond de telefoon. De ontreddering is groot, vertelt de politie aan ds. Budding. Of de predikant alsjeblieft naar de plek van het drama wil komen.
Ds. Budding stapt meteen in de auto. „Je staat er ineens voor. Je vraagt je af: wat moet ik zeggen? Moet ik met het Woord komen, met die mensen bidden? Mijn gebed was: Heere, geeft U mij wijsheid. Wilt U mij leiden?”
Als hij aankomt, zijn veel mensen al ontsteld naar huis gegaan. Hulpverleners zijn nog bezig om slachtoffers weg te halen bij de vrachtwagen. Een agent vertelt: „Er loopt hier een man rond die z’n vrouw kwijt is, z’n zoon, schoondochter en haar ongeboren kindje.” Juist op dat moment komt Klein aanlopen. Hij tikt de politieman op de schouder: „Weet je al meer?” De agent kan niks zeggen, iedereen moet nog geïdentificeerd worden.
„Dat beeld vergeet ik niet meer”, zegt ds. Budding, die dan nog niet weet dat Klein de vader van zijn gemeentelid Pieter-Joost is. „Henk zei zo rustig: Als je het niet mag zeggen, moet je het niet zeggen. Dan moet ik wachten en berusten.”
Voor Klein is het eigenlijk geen vraag meer of de vier nog leven. „Toen ik het telefoontje kreeg, wist ik het meteen. Door het gevoel dat ik in de auto had bij Klaaswaal.” Pas ’s nachts krijgt hij het definitieve bericht.
„Zo is het leven”, zegt hij. „Als een damp”, vult ds. Budding aan.
Halfstok
„De Heere is altijd bij me geweest. Als ik Hem niet had, was alles verloren”, zegt Klein. De Nieuw-Beijerlander is geen man van grote woorden of spectaculaire verhalen. Eén ding weet hij, net als Job: mijn Verlosser leeft. „Ik ben alles kwijt. Maar de Heere laat ik niet gaan. Zonder Hem kan het niet.”
Van begin af aan ziet ds. Budding te midden van al zijn verdriet een kinderlijk vertrouwen bij Klein. Ook als hij hem de dag na het drama weer ontmoet. „Je vertelde dat de Heere toen zo wonderlijk tot je gesproken had, Henk. Je kon wel psalmen zingen in de nacht, zo dichtbij was Hij.”
Samen met ds. J.J. ten Brinke uit Oud-Beijerland, Kleins eigen predikant, biedt ds. Budding de familie pastorale begeleiding. Omdat Pieter-Joost lid was van de kerk in Goudswaard, wordt het viertal vanuit die gemeente begraven.
Als gras
Die dag hangen in het hele dorp de vlaggen halfstok. Als een lange stoet naar de begraafplaats trekt, staan mensen stil langs de straten. De kerk zit bomvol. Zelfs de burgemeester is erbij.
In de rouwdienst preekt ds. Budding over 1 Petrus 1:24 en 25a: „Want alle vlees is als gras en al de heerlijkheid van de mens is als een bloem in het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid.” Die tekst staat ook voor op de rouwkaart.
De vergankelijkheid van het leven heeft na het drama weinig uitleg nodig. „Christelijk of niet-christelijk, iedereen begreep dit”, zegt ds. Budding. „De boodschap dat het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid, gaf troost en kracht. Na de dienst zei iemand: Er zijn geen woorden voor dit verdriet, maar u had toch woorden. Dat waren woorden van God.”
Klein kan Psalm 42 vers 5 meezingen. Het lied komt recht uit zijn hart.
Maar de Heer’ zal uitkomst geven,
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
’k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied.
Dat laatste gebeurt. Klein ervaart zo’n kracht dat hij erbij gaat staan. Iedereen in de kerk kan hem zien zingen. „Zo werd zichtbaar wat God deed”, zegt ds. Budding.
Uitkomst
Als Klein voor de drie open graven staat, schiet het door hem heen: „Heere, neem mij ook maar weg. Naar U toe.”
Toch overheerst die gedachte niet op de begrafenis. „De Heere was bij mij. Dat is mij het meest bijgebleven.” Ds. Budding: „Mij ook, Henk. Dat je vanaf dag één gezegd hebt: Denk erom, van de Heere geen kwaad woord. Je was altijd bezig met de eer van Zijn Naam. „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam van de Heere zij geloofd.” Dat kon je echt zeggen.”
Klein knikt. „Zo is het. Sommige mensen kunnen mij niet begrijpen. Ze vragen: Is dat nou God? Maar de Heere zal uitkomst geven. Wat Hij doet is goed.”
Op de vraag hoe hij dát kan zeggen, vertelt Klein over zijn verleden. Hoewel hij belijdenis van het geloof had gedaan, ging hij op een gegeven moment minder naar de kerk. Op den duur helemaal niet meer. „Ik wist wel dat het niet goed was.”
Vijf jaar geleden verandert dat. „’s Nachts lag ik wakker. Het was alsof ik levend in een lijkkist lag. Ik had het zo benauwd. Want ik wist: als het eeuwigheid wordt, ben ik zonder God.” Hij besluit weer naar de kerk te gaan. „Ik kreeg een ander leven.”
Sterven kan elk moment, zegt Klein. En het kan zo ineens. Er zijn foto’s van Pieter-Joost en Diana op de barbecue, vrolijk pratend met buurtbewoners – slechts een paar minuten voor hun overlijden. „We gaan naar de eeuwigheid. Maar dat is het einde niet, want het leven gaat verder. Als ik sterf, ben ik bij de Heere. Maar niet wanneer ik leef zoals voorheen. Dan zegt Hij: Ik ken je niet.”
Kinderkamertje
Voor het gemis van zijn geliefden schiet elk woord tekort. Pieter-Joost was een lieve, uiterst sociale jongen, vertelt Klein, die nog twee zoons en een kleinkind heeft. Een echte natuurliefhebber en dierenvriend. Een week na het tragische ongeval publiceerde de plaatselijke krant nog een ingezonden stuk van hem, over de vele dieren die werden aangereden bij de polderweg.
Pieter-Joost was op slag verliefd toen hij in Oekraïne zijn Diana ontmoette. Vorig jaar oktober trouwde het stel. Ze waren nog bezig een Nederlandse verblijfsvergunning voor Diana te regelen toen de oorlog uitbrak. Pieter-Joost haalde zijn vrouw naar Nederland, samen met haar oma en zus. Haar ouders woonden toen al in Amsterdam. Net als in Oekraïne ging Diana in Nederland aan de slag als lerares. Ze was intussen zwanger. „Dat we dat nog mogen meemaken, een tweede kleinkind”, zeiden Henk en Joke Klein tegen elkaar. Ook de ouders waren dolgelukkig. Het zou een meisje worden en ze zou Karolina heten.
In hun huis trof Klein het kinderkamertje voor zijn kleindochter aan. Naast het lege wiegje lag een geopende Bijbel.
Zoeker
Die Bijbel op Karolina’s kamertje was niet vanzelfsprekend. Pieter-Joost was een echte zoeker, vertelt ds. Budding. Een zoeker naar waarheid. Hij las tal van boeken en verdiepte zich in allerlei godsdiensten: van boeddhisme, hindoeïsme en islam tot het christelijk geloof. De laatste maanden van zijn leven zagen zijn vader en de predikant hem veranderen. „Pieter-Joost kwam tot rust. Alle vragen waar hij mee liep, bijvoorbeeld over het lijden in de wereld, werden gaandeweg opgelost.”
„Wat ik heel bijzonder vind”, zegt ds. Budding, „is dat drie van mijn gemeenteleden afzonderlijk van elkaar voor Pieter-Joost aan het bidden waren. Zelf wisten ze dat amper of niet van elkaar. Als predikant was ik er wel van op de hoogte, al een tijd voor het ongeluk.”
Die gebeden bleken niet voor niets. Pieter-Joost kwam weer in de kerk. Een van de bidders, een oudere broeder, kreeg tranen in zijn ogen toen ds. Budding hem erover vertelde. „Dan is mijn gebed verhoord, zei hij. Want ik raak die jongen niet kwijt.” Een ander, een jongen van negentien, had diepe gesprekken met Pieter-Joost over de waarde van het christelijk geloof.
Zo groeide de band met de gemeente waar hij nog was ingeschreven als dooplid. „We zijn er samen diep van overtuigd dat de dingen niet per toeval gebeurd zijn”, zegt ds. Budding. „Dat de Heere ook in het leven van Pieter-Joost gewerkt heeft. We hebben gezien wat de Heilige Geest op het gebed heeft gedaan. Hoe en wat, dat leggen we in de handen van de Heere. In het vertrouwen dat Hij doet wat volkomen goed is. Dat geeft troost en rust.”
Stilgezet
Duizenden mensen zagen de livestream van de rouwdienst. Ds. Budding wordt er op straat over aangesproken. Door dorpsbewoners die zeggen: „Ik heb jaren geleden de deur van de kerk achter me dichtgetrokken. Maar dit raak ik niet meer kwijt.” Mensen werden stilgezet, zag de predikant. „Je hoopt dat de Heere daarin zal spreken. Dat het niet tijdelijk is, maar dat ze daadwerkelijk tot inkeer komen. We weten dat Hij alles wil laten meewerken ten goede. Ons gebed is daarom of de Heere deze moeilijke weg wil gebruiken tot Zijn eer.”
Mensen zeggen soms tegen Klein: Je bent alleen. „Maar Ik voel me niet alleen”, zegt hij. „Ik heb de Heere bij mij.” Hoe hij dat merkt? „Je bent in je gedachten met de Heere bezig. Je leest de Bijbel, knielt bij je bed. Dat is mijn leven. Als ik niet kan slapen, geeft Hij rust. Doordat Hij mijn gevoel en gedachten bepaalt. Als je met de Heere bezig bent, ga je anders denken. Hem hebben we nodig. Met de Heere heb je alles.”
Ds. Budding: „Net na het ongeluk dacht ik: je krijgt nu zo’n kracht. Maar hoe zal dat zijn als je een paar maanden verder bent? Misschien verandert het. Dat je in het begin zo gesterkt wordt, en daarna als het ware onderuitgaat. Toch blijft het stabiel.”
„Het blijft”, beaamt Klein. „Op sommige momenten schreeuw ik het uit naar God. Als het maar naar de Heere toe is. Zonder Hem gaat het niet. Dan overwint de duivel. Daar moet je voor oppassen. Je moet naar de Heere toe.”
De kerstdagen brengt Klein samen met de familie van Diana door. Tegen de jaarwisseling ziet hij niet op. „Het gemis blijf ik houden. Maar de Heere blijf ik ook houden. Dat is het voornaamste.”