Omkoopschandaal in EP wijst op noodzaak strengere regels
Het recente omkoopschandaal in het Europees Parlement laat zien dat er dringend strengere regels nodig zijn. De situatie vraagt om meer transparantie en een hoogstaande ethiek. En niet elk buitenland kan als vriend worden beschouwd.
Op 11 december werd Eva Kaili, een van de vicevoorzitters van het Europees Parlement (EP), samen met drie andere personen aangeklaagd en gearresteerd. De aanleiding: een onderzoek naar vermeende corruptie, gelinkt aan Qatar. De Griekse Kaili, een socialistisch parlementslid, is verantwoordelijk voor betrekkingen met het Midden-Oosten. Onlangs had ze in het parlement verklaard dat Qatar „in de voorhoede van het arbeidsrecht” staat en dat de wil van het land om het WK te organiseren een aanzienlijke democratische vooruitgang betekende. Wie kritiek had op het land was bezig met „intimidatie”.
Op 10 december vond de Belgische politie zakken met contant geld bij haar thuis. Kort daarvoor was Kaili’s vader aangehouden. Hij had een grote koffer met geld bij zich en stond op het punt om daarmee naar Griekenland te vertrekken. Een ander socialistisch parlementslid, de Belg Marc Tarabella, is ook bij de corruptie betrokken. Als vicevoorzitter van de delegatie van het EP voor betrekkingen met het Arabisch schiereiland verklaarde hij onlangs dat Qatar „een voorbeeld” is voor andere landen in de regio.
Deze zaak kan niet beschouwd worden als typerend voor wat er in het EP gebeurt. De instelling werd nooit eerder geconfronteerd met een corruptieschandaal van deze omvang. Maar de onthullingen zijn wel een wake-upcall.
De aanklacht vernietigt het verhaal dat de Qatarese overheid en sommige sympathisanten al jaren proberen te verkondigen: het land hanteert een onberispelijke ethiek. Als de beschuldigingen kloppen, bevestigen die de verdenking dat de autocraten van Qatar het imago van hun land hebben willen zuiveren om een internationale investeringsstrategie te stimuleren en zakelijke partnerschappen aan te gaan.
Transparantieregister
Het vermeende schandaal illustreert de noodzaak van veranderingen en hervormingen in het EP. Uit tal van zaken die door de pers aan het licht zijn gebracht, blijkt dat de druk van lobbyisten op leden van het Europarlement toeneemt naarmate hun verantwoordelijkheden en invloed toenemen. De Europese instellingen hebben de aanwezigheid van lobbyisten en wat ze precies mogen doen sterk gereguleerd, vergeleken met veel afzonderlijke EU-lidstaten. Niettemin moeten de wet en de praktijk voortdurend worden aangepast aan nieuwe strategieën van lobbyisten.
Er moet ook een omgeving worden gecreëerd die lobbyisten en minder onkreukbare politici op afstand houdt. Het is bijvoorbeeld niet juist dat leden van het EP in de marge van hun mandaat als consultant of advocaat kunnen werken. Of dat afgezanten uit niet-EU-landen niet verplicht zijn zich in te schrijven in het transparantieregister, terwijl dat wel verplicht is voor alle andere mensen die van plan zijn een Europese instelling te bezoeken.
Ook is het hoog tijd dat de leden van het EP alle namen opgeven van de mensen die ze in het kader van hun werk ontmoeten. Er moeten tevens regels komen die beperkingen opleggen wat betreft het werk dat Europarlementariërs doen na het verlaten van het EP. Tot slot is het essentieel dat de partijen meer aandacht besteden aan de eerlijkheid van kandidaten voor het EP en dat de EU een onafhankelijke ethische commissie krijgt met ruime onderzoeks- en sanctiebevoegdheden.
Het EP debatteert al dertig jaar over deze kwesties en veel niet-gouvernementele organisatie (ngo’s), denktanks en deskundigen hebben op dit gebied al suggesties gedaan. Er is sprake van enige vooruitgang in maatregelen om gewetenloze lobbyisten en hebzuchtige parlementsleden beter te kunnen omzeilen, maar het tempo is te laag.
Lessen voor toekomst
Natuurlijk zal geen enkele wet ooit volledig kunnen voorkomen dat corrupte parlementsleden hun invloed verkopen aan de hoogste bieder. Maar als het EP misbruik krachtiger zou bestrijden en als transparantie, eerlijkheid en ethiek de kern van de dagelijkse praktijk zouden vormen, dan zou de instelling niet langer oneerlijke mensen aantrekken, noch zouden politieke partijen het risico nemen om hen erheen te sturen. En corrupte personages zouden ook voorzichtiger te werk gaan. Voor de Europese en nationale autoriteiten is het van essentieel belang dat recht wordt gedaan en dat de hoofdrolspelers van het Qatarese corruptieschandaal geen invloedrijke posities meer bekleden.
Ten slotte: niet elk buitenland is meteen een vriend en niet alle vertegenwoordigers van een ander land gedragen zich netjes. Sommige landen aarzelen niet om gewetenloze methoden toe te passen wanneer zij met Europese partners samenwerken. Dat valt niet te ontkennen.
De auteur is directeur politieke studies aan het Europacollege in Brugge en lid van de Franse denktank ”l’Observatoire de l’éthique publique”. Bron: IPS/The Conversation