Jan Mauritz: Geef jongere naast ruimte ook richting en relatie
Samen met anderen schreef hij het boek ”Ik heb je gemist”, over randkerkelijkheid en kerkverlating bij jongeren. In gesprek met J. H. Mauritz, oud-directeur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, over relatie en de rol van kerkenraden en ouders. „Als er in onze gezinnen elke week kritiek op de eigen kerk klinkt, dan moet je er niet vreemd van opkijken als jongeren vervreemden van de kerk.”
Wat was de aanleiding om het boekje te schrijven?
„Bij Den Hertog hebben we al eerder enkele deeltjes over pastoraat en jongerenpastoraat uitgegeven. De reacties die we daarop kregen, hebben ertoe geleid dat we ons meer zijn gaan verdiepen in kerkverlating en randkerkelijkheid van jongeren.
In de jaren negentig zat ik in een synodale commissie. Toen hebben we ook gekeken naar jongeren en hun plaats in de kerk. In die tijd verlieten meer jongeren de kerk naar andere kerken. Nu zien we een sterke stijging van jongeren die weggroeien van de kerk en die vervolgens helemaal verlaten. ”Ik heb je gemist” wil jongeren betrekken bij de gemeente. Tegelijkertijd willen we ouders en ambtsdragers positief stimuleren om die betrokkenheid bij de kerk voor te leven.”
Wat is de rol van de kerkenraad als het gaat om kerkverlating?
„De houding van de kerkenraad bij kerkverlating is belangrijk. We horen klachten van jongeren dat er zo weinig contact is met ambtsdragers. Ik moet daarbij zeggen dat het de laatste jaren wel in positieve zin lijkt te veranderen.
Een kerkenraad moet contact met jongeren onderhouden en zoeken. Voer gesprekken, maak een afspraak als ze niet meer op catechisatie komen. Dat is vaak al een signaal en veelal zie je dan dat de aanwezigheid bij de kerkdiensten helaas ook minder wordt. Betrokkenheid bij de kerkelijke gemeente en gemeenschap met elkaar hebben zijn binnen de christelijke gemeente van wezenlijk belang, zeker in deze tijd van secularisatie. Ik hoop dat ambtsdragers daar voldoende oog voor hebben.”
Welke invloed kan een predikant uitoefenen?
„De houding en opstelling van de predikant naar jongeren zijn van belang. Laat het niet op z’n beloop. Ik weet ook wel dat predikanten druk zijn en dat er veel van hen gevraagd wordt. Soms is er daardoor maar weinig contact met jongeren. Een positieve opstelling van de predikant richting jongeren is van belang om hen thuis te laten voelen in hun eigen kerk. Daarnaast is de prediking van belang. Ds. M. Golverdingen schreef eens: „We moeten rekening houden met jongeren die door de golfslag van de secularisatie van de kerk dreigen te vervreemden”.”
Wat kunnen ouders doen als het gaat om de waarde van de kerk voor jongeren?
„Ouders willen het beste voor hun kinderen en spreken als het goed is regelmatig met hen over de waarde van kerk en geloof. Een goede relatie is daarbij nodig. Voor elke ouder is het opgroeien van hun kinderen, die zelf keuzes maken, een spannend gebeuren. Je kunt het niet eens zijn met de keuzes van je kinderen. Je daarbij neerleggen is niet eenvoudig. Een taak van de ouders is dat ze richting geven op grond van Schrift en belijdenis. Hoe de keuzes van de kinderen uiteindelijk dan ook vallen, probeer altijd in gesprek te blijven.
Het is in dit verband ook belangrijk hoe ouders over de kerkdienst en de predikant spreken. De jonge student Robert Murray McCheyne, die in de negentiende eeuw in Schotland predikant werd, schreef in zijn dagboek: „Alles wat ik goed denk te doen, telt voor de Heere niet mee. Zelfs geestelijke dingen, zoals tranen, gebeden, bekering en berouw. Je verdient er niets mee. En toch: je buigt je knieën. Je leert vragen: Heere, wat wilt U dat ik doen zal?” Zo’n houding is een aanbeveling voor vandaag.”
In het boekje breekt u een lans voor „de drie R’s”: relatie, richting en ruimte. Hoe belangrijk is dat?
„Vorig jaar promoveerde mevrouw De Bruin-Wassinkmaat op een onderzoek naar identiteitsontwikkeling van reformatorisch opgevoede jongvolwassenen. Ze concludeerde in dat onderzoek dat jongeren vooral de ruimte willen en moeten krijgen. Deze ruimte is nodig zodat jongeren gaan nadenken over hun verhouding tot God en geloof en zo meer geworteld raken, stelt De Bruin. Ik meen toch dat dat niet de kant is die we op moeten. Er zijn uiteraard jongeren die teleurgesteld zijn in de kerk en ambtsdragers en in andere gemeenten willen gaan kijken. „In reformatorische gemeenten moet je bekeerd worden, daar kun je niets aan doen.” „En qua levensstijl doe je het eigenlijk ook nooit goed.” Dat zijn de reacties van de populatie die mevrouw De Bruin voor ogen heeft. Of de achttien jongelui uit dat onderzoek een representatieve dwarsdoorsnee zijn van de 40.000 jongeren die onze kring telt, vraag ik me af. Mevrouw De Bruin-Wassinkmaat kiest voor het geven van ruimte. Het kán werken, maar het lijkt me toch geen goede strategie. Of de buitenwacht daarbij nodig is? Ontmoeting met de buitenwacht kan leiden tot het weggroeien van de eigen traditie. Overigens, de ontmoeting met de buitenwacht hebben de jongeren veelal toch wel.”
Wat is dan het alternatief?
„In sommige kringen worden jongeren heel breed geïnformeerd en krijgen ze niet altijd het Bijbelse antwoord op hun vragen als het gaat om bekering en geloof.
In plaats van openheid pleit ik voor een goede relatie. Als die er niet is tussen ouders of kerkenraden en jongeren gaat het niet goed. Veel ouders worstelen daar mee, weet ik uit eigen ervaring. Toch: houd het gesprek open en sta zelf wellicht eens minder sterk op je strepen. Voorkom ook dat de discussie over randzaken gaat.
Daarnaast is richting geven zo noodzakelijk. Hoe breng je de Bijbelse boodschap positief over naar jongeren? Open het Woord. Opvoeders zijn er niet klaar mee als ze de zondige wereld tekenen. Wij hebben immers allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, lezen we in Romeinen 3. Wijs de weg naar het Woord en de bevinding, niet zakelijk, maar echt en met warmte. Laat het getuigenis jongeren jaloers maken.
Gelukkig zijn er jongeren die zeer betrokken zijn bij het Woord en de belijdenis. Ze zijn in de kerk en aanwezig bij het doen van Bijbelstudie. Ze zijn trouw omdat God dat van hen vraagt. Daar ken ik er velen van, in heel wat gemeenten in de bevindelijke kring.”
Wanneer is het boekje wat u betreft geslaagd?
„Als het gesprek in de gezinnen en kerkenraden over dit thema op gang komt. Ik hoop dat alle kerkenraden de thematiek op de agenda zetten. Zelfreflectie op dit gebied is wel gewenst. Het boek houdt ons daarbij een spiegel voor. Tegelijk staan er veel voorbeelden in de bijdragen van ds. A. Schreuder, ds. W. Visscher en dr. W. Fieret en anderen om jongeren op te wekken: „Dien de Heere.” Maar dan ook: „Het zaad zál Hem dienen”.”