„Thuisblijven voelt niet goed”
„De adrenaline kolkt door mijn lichaam”, zegt Rob Brons, commandant van USAR.NL. De brandweerman was graag gaan helpen in Azië maar werd niet gevraagd. „Thuisblijven voelt niet goed.”
Binnen het speciale Nederlandse Urban Search & Rescue team (USAR) ontstond deze week een pittige discussie over de beslissing om geen hulpverleners te sturen naar het rampgebied in Azië. Het nationale reddingsteam is in november 2003 opgericht naar aanleiding van de aardbeving in Turkije en de vuurwerkramp in Enschede.
Het team bestaat uit hulpverleners van brandweer, ambulance en politie. De bijstandseenheid is gespecialiseerd in het zoeken naar nog levende mensen die onder puin liggen. Hiervoor is het uitgerust met de modernste technische hulpmiddelen.
Enkele USAR-hulpverleners zijn verbolgen over het besluit om het team niet naar Azië te sturen na de zeebeving op tweede kerstdag. Zo werd begin deze week op het forum op de website van USAR.NL gesproken van geldverspilling omdat de bijstandeenheid niet naar behoeven zou worden gebruikt.
Ook kregen het team het verwijt dat het aan „daadkracht, spirit en een flexibele hulpvaardige werkhouding” ontbreekt. Minister Remkes van Binnenlandse Zaken, het ministerie waar de USAR-hulpverleners onder vallen, kreeg eveneens kritiek te verduren.
Commandant Brons, tevens eerste man van de brandweer in Den Haag, besloot om het forum op de website te sluiten. „De discussie kwam de zaak niet ten goede.” Natuurlijk kreeg hij vragen uit de wereld van de brandweer. „Nou hebben we zo’n mooi team en waarom gaan we niet? Er is met name onbegrip bij mensen die niet in ons team zitten.”
Van de 38 USAR-teams in de wereld zijn er volgens Brons 5 daadwerkelijk ingezet na de zeebeving in Azië. „De teams kwamen uit de directe omgeving van de ramp en zijn inmiddels al weer thuis.”
Hoewel USAR.NL valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken besluit Buitenlandse Zaken over inzet in het buitenland. Officieel heet het dat de ramp in Azië buiten het werkterrein (5000 kilometer) valt. „In dit soort gevallen ben ik altijd bereid om de grens wat op te rekken”, relativeert Brons. „Bij het zien van de beelden kolkt de adrenaline door mijn lichaam.”
De commandant is sinds de avond van tweede kerstdag „constant on line” met de Verenigde Naties. „We hebben rechtstreeks toegang tot alle informatie en kijken of we ergens zouden kunnen helpen.”
Volgens Brons is zijn eenheid vooral toegerust om mensen te redden die onder het puin liggen. Van deze situatie is in Zuidoost-Azië geen sprake. „Door de getroffen landen is niet gevraagd om de inzet van ”search and rescue”-eenheden. Deze hulpvraag moet wel gesteld worden, wil er tot inzet besloten kunnen worden. Autoriteiten hebben immers het beste zicht op de situatie ter plekke en kunnen het beste beoordelen wat nodig is.”
Brons typeert de huidige hulpverlening als een logistieke operatie om voedsel, drinkwater, medicijnen en tenten naar de getroffen gebieden te transporteren. „Dat is meer een taak voor defensie.”
Maar ook het snel inzetbare noodhulpteam van het ministerie van Defensie is niet in Azië ingezet. Dit in 1996 opgerichte zogenaamde DART (Disaster Assistance Response Team), met specialisten uit alle geledingen van defensie, kwam bijvoorbeeld in actie nadat in november 1999 de orkaan Lenny over het eiland Sint Maarten raasde. Volgens woordvoerster majoor Thea Koot heeft „Buitenlandse Zaken nu niet om DART gevraagd.”
Er moet volgens Pim Kraan, hoofd van de afdeling humanitaire hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken, specifiek behoefte zijn aan hulpteams voordat ze worden ingezet. „Het USAR-team moet op zoek kunnen gaan naar levende slachtoffers die ingesloten of bedolven zijn. Daar was geen sprake van.” Ook wijst Kraan erop dat ongevraagde hulp de noodzakelijke hulp vaak voor de voeten loopt.
Het Nederlandse USAR-team werd vorig jaar februari na een aardbeving naar Marokko gestuurd. Brons: „Dat was onze eerste en tot nu toe enige inzet. Er zijn genoeg brandweermensen die graag wat willen doen. Het blijft beperkt tot acties om geld op te halen in Nederland.”