Hoge Raad: verplichte anticonceptie ggz alleen in geval van nood
Mensen die geestelijke gezondheidszorg krijgen, kunnen alleen in uiterste nood worden gedwongen om anticonceptie te gebruiken. In alle andere gevallen is het een inbreuk op hun mensenrechten, bijvoorbeeld het recht om zelf te beslissen over zwangerschap en het recht om over het eigen lichaam te kunnen beslissen. Dat oordeelt de Hoge Raad vrijdag.
De zaak was aangespannen door een vrouw. Een rechter had haar de opdracht gegeven om langdurige anticonceptie te nemen, bijvoorbeeld door een anticonceptiestaafje in de arm te laten zetten. Dat staafje geeft hormonen af en daardoor zou ze enkele jaren niet zwanger kunnen worden.
De rechter baseerde zich op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Maar die biedt daar geen ruimte voor, oordeelt de Hoge Raad nu. De wet is er niet om „onverantwoord ouderschap” te voorkomen of een kind te beschermen. De enige situatie waarin verplichte anticonceptie wel mag, is wanneer de zwangerschap medisch onverantwoord is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij levensgevaar voor de vrouw of wanneer er risico is op „ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene”.
De rechtbank moet nu opnieuw naar de situatie van de vrouw kijken, en opnieuw beoordelen of hier sprake is van zo’n noodsituatie.