Aanspreekvorm hangt samen met visie op respect en gezag
De absolute ongelijkheid tussen God en mens is richtinggevend voor de relatieve ongelijkheid die er tussen mensen onderling is of hoort te zijn. Daarom is de aanspraakvorm (”u” of ”jij”) die we kiezen niet waardenvrij.
Van tijd tot tijd komt in het RD de kwestie ”u” of ”jij” als aanspreekvorm aan de orde. De uitkomst is, nuanceringen daargelaten, doorgaans negatief voor de aanspraak met ”u”. Die wordt gezien als zakelijk, afstandelijk en minder mensgericht. ”Jij” is laagdrempeliger, gemakkelijker en vooral: leuker.
Kennelijk valt over dit onderwerp niets ”christelijks” te zeggen, behalve dat „het bij ons nog niet de gewoonte is om dominees met ”jij” aan te spreken of bij de voornaam te noemen”, zoals Enny de Bruijn schreef (RD 12-4-2019). We weten allemaal dat dit een kwestie van tijd is. Toch wil ik een poging doen om de aanspreekvormen vanuit christelijk perspectief te wegen.
Scheppingsordinantie
Gelet op wat Groen van Prinsterer over gezag schrijft, lijkt mij dit het ultieme christelijke uitgangspunt: Oprechte beleefdheid wortelt in de beleefdheid van het schepsel jegens zijn Schepper. De absolute ongelijkheid tussen God en mens geeft richting voor de relatieve ongelijkheid die er tussen mensen onderling is of hoort te zijn.
Het verschil tussen ouder en kind is op dit punt het meest basaal. Arthur Hildersham, een Engelse oudvader, schrijft hierover in ”Theologia Practica” (LVIIIe les): „Ende ’t is geen wonder dat wij deze eerbiedigheid aan onze ouders schuldig zijn; want onze ouders, nadien zij de middelen en de instrumenten van ons wezen zijn, zijn ons in de plaats Gods, en als Zijn Luytenants…” Hij trekt de lijn door naar allen die over anderen gesteld zijn: „Zij dragen het beeld en de heerlijkheid Gods. In haar te eren, eren wij God, in haar te verachten, verachten wij God.” Dat is dus nogal wat.
In deze discussie wordt aangevoerd dat respect niet van een enkel woordje afhangt. Dat is waar, maar ds. Ph.J. Hoedemaker zegt dat grassprietjes de richting van de wind aangeven. En deze wind is anno 2022 guur en onchristelijk. J de Lijster-Brak schreef terecht (RD 7-5-2021): „Met ”u” toon je respect en met ”jij” benadruk je gelijkwaardigheid.” De werkelijk grenzeloze zucht naar gelijkheid, waardoor de gezagsverhoudingen enorm worden aangevochten, gaat onze gezindte absoluut niet voorbij. Het zou mij zeer veel waard zijn wanneer het platform Bijbels Beraad M/V ook de christelijke visie op gezag zou actualiseren. Gezag is net zo goed een scheppingsordinantie als de verhouding man-vrouw.
Tweezijdig
Zeer te betreuren is het dat ouderen en leidinggevenden jongeren (en soms zelfs ouders hun kinderen!) dwingen om hen met ”jij” en met hun voornaam aan te spreken. Ik heb hier persoonlijk ervaring mee. Dit afdwingen is niet minder dan grensoverschrijdend gedrag. Mijn manier van aanspreken geeft namelijk uiting aan mijn innerlijke overtuiging in dit opzicht. Een ander heeft geen recht om mij te dwingen mijn overtuiging te verloochenen. Wie ondergeschikten of jongeren hiertoe dwingt (ook in reformatorische kring komt dit vaak voor) ondermijnt een gewetensvolle opvoeding. Dat is niet niks! Weldadig vond ik de opmerking van prof. dr. H.J. Selderhuis dat hij, ook toen hij zelf hoogleraar was, prof. dr. W. van ’t Spijker uit respect nooit met zijn voornaam aansprak (RD 20-1).
Het is beter om het respect dat jongeren bewijzen te aanvaarden en ook te beantwoorden. Respect behoort tweezijdig te zijn. Als een stagiair mij op school respectvol met ”u” aanspreekt, dan is het een normale vorm van wellevendheid dat ik even respectvol ”u” terugzeg. Dat hoeft een prettig contact beslist niet te hinderen. Je kunt heel vriendelijk ”u” zeggen. Elk mens vertegenwoordigt een waarde, uiteindelijk die van beelddrager Gods.
Ook predikanten mogen daarom ouders wel blijven aanspreken met ”u”, bijvoorbeeld in een doopdienst, ook al staan ze hoger op de maatschappelijke (en godsdienstige?) ladder en zijn ze mogelijk al wat ouder. De andere kinderen horen dan dat het ouderambt gewichtvol is. „Zelfs de dominee zegt ”u” tegen mijn vader en moeder.”
Godsbeeld
Het einde van deze ontwikkeling is dat ik meemaakte dat een zeer respectabele emeritus predikant God ”jij” liet zeggen: „Abraham, Ik heb jou gezegend en jij…” In de Statenvertaling lees ik uitdrukkelijk dat God zegt: „Ik heb u bij uw naam geroepen…” (er zijn vele andere voorbeelden in Gods Woord te vinden.). Ik snap best dat dit een kwestie van vertalen is (zeventiende-eeuws Nederlands) is. Maar de desbetreffende predikant zal ongetwijfeld aan de Statenvertaling willen vasthouden.
Waar is de geest uit de afgrond uiteindelijk op uit met deze ontwikkeling? Christelijke psychologen zeggen dat het Godsbeeld dat een kind ontwikkelt alles te maken heeft met zijn vaderbeeld. Als we die gedachte doortrekken, werkt afbraak van de intermenselijke gezagsverhoudingen onafwendbaar ontwrichtend op ons Godsbeeld. Het is een rechtstreekse aanval! God wordt van Zijn hoge troon gehaald, wordt dichterbij getrokken, wordt vriendelijker gemaakt, benaderbaar, ons gelijk… Ik huiver bij deze gedachte.
De auteur is onderwijzer in Staphorst