Cultuur & boeken

Aloude scheppingsvisie scherpt discussie met theïstisch evolutionisme aan

De vroegchristelijke kerk las de eerste hoofdstukken van Genesis als letterlijk gebeurde historie. Elke afwijking daarvan werd beschouwd als een ketterij, die zijn oorsprong vond in het heidendom.

1 December 2022 16:56Gewijzigd op 4 April 2023 11:33
De vroegchristelijke kerk vatte de eerste hoofdstukken van Genesis op als letterlijk gebeurde historie. beeld Getty Images
De vroegchristelijke kerk vatte de eerste hoofdstukken van Genesis op als letterlijk gebeurde historie. beeld Getty Images

De scheppingsleer van vroegchristelijke denkers kan een spiegel zijn voor christenen vandaag. Verschillende hoogleraren of predikanten verdedigen momenteel een vorm van theïstische evolutie: alles zou onder Gods leiding of toezicht zijn ontstaan door evolutieprocessen. Maar zij begeven zich meer binnen het gedachtegoed van heidense wijsgeren dan binnen dat van de vroegchristelijke kerk. Dat blijkt uit de beschrijving van heidense visies en die van de vroegchristelijke kerk in het boek ”In dialoog met de natuur” (2022) van de Nijmeegse classicus Fred Ledegang.

Zo meent de Griekse filosoof Empedocles (vijfde eeuw voor Christus) dat lichaamsdelen uit de aarde voortspruiten, elkaar opzoeken en vervolgens een schepsel vormen. Democritus (460-370 voor Christus) redeneert vanuit het bestaan van atomen en het luchtledige. Alles wat we zien, is volgens hem ontstaan uit botsingen van atomen.

De Vroege Kerk neemt hiervan duidelijk afstand. „De wereld was niet tot stand gekomen door toevallige botsingen van atomen”, zo beschrijft Ledegang de oudchristelijke visie. „De wereld is geschapen door een goede God, Die haar ook bestuurt door Zijn goddelijke voorzienigheid en in stand houdt door Zijn almacht.”

Opmerkelijk is hoezeer het gedachtegoed van de Griekse wijsgeer Plato overeenkomt met het scheppingsverslag in de Bijbel. Volgens de joodse filosoof Philo heeft hij „Mozes gelezen.” Plato’s terminologie komt via Philo’s boeken in de christelijke kerk terecht. De joodse wijsgeer leert onder andere dat er voor de schepping geen tijd bestond. En dat Gods scheppingsbevel samenvalt met Zijn scheppingsdaad. God heeft volgens hem een volwassen wereld, met volwassen planten en dieren, geschapen. Allemaal zaken die een hedendaagse Bijbellezer bekend zullen voorkomen.

Apostolische vaders

De apostolische vaders, de eerste generatie christelijke schrijvers na de apostelen, houden zich nauwelijks bezig met het ontwikkelen van een Bijbelse scheppingsleer. Zo refereert de eerste Brief van Clemens uit Rome (96) zijdelings aan Gods goede schepping om zijn lezers aan te sporen tot goede werken.

In de eerste helft van de tweede eeuw ageren christelijke schrijvers wat nadrukkelijker tegen de Griekse natuurfilosofen die de elementen tot god verheffen. Zo beschrijft de Brief aan Diognetus dat God de Maker van alles is, en dat alle schepselen Hem gehoorzamen.

Het hoogtepunt van de schepping is de mens, stellen verschillende apostolische vaders. „Ten slotte vormde Hij met Zijn heilige en vlekkeloze handen het uitstekendste en allergrootste, de mens, als afdruk van Zijn beeld”, schrijft Clemens in een van zijn brieven.

Een bekend geschrift is ”De Herder” van ene Hermas. Daarin staat een van de eerste aanwijzingen uit de na-apostolische tijd voor een schepping uit niet. „Allereerst, geloof, dat er slechts een God is, Hij Die alles gemaakt heeft en tot stand gebracht en alles uit het niet-zijnde tot aanzijn heeft geroepen.” Ledegang stelt dat de brief hier een antithese poneert tegen de Griekse voorstelling dat alles is ontstaan uit eeuwige materie.

De apologeten verdedigen halverwege de tweede eeuw na Christus het christelijke geloof tegen aanvallen vanuit de heidenwereld en tegen syntheses van het christelijke en het heidense geloof, zoals de gnostiek. Een vergelijkbare synthese laat het theïstisch evolutionisme momenteel zien: deze visie combineert de Bijbelse leer van een schepping door God met een evolutionistische visie van zelfschepping.

Logos

Tegen het Griekse gedachtegoed stellen apologeten zoals Aristides, Athenagoras en Justinus de Martelaar de Logos, het eeuwige Woord en de Wijsheid van God centraal in de schepping. God heeft „uit niet” geschapen door Logos, Zijn Zoon.

De Syrische apologeet Tatianus schrijft nadrukkelijk dat God alles „zeer goed” heeft geschapen. „Wij waren niet geschapen om te sterven, maar wij sterven om eigen schuld. Onze vrije wil heeft ons vernietigd. Wij waren vrij, maar zijn slaven geworden, verkocht onder de zonde. Geen enkel kwaad is door God geschapen.”

De kerkvaders gaan vanaf de derde eeuw in hetzelfde spoor. Tertullianus stelt dat God het geschapene „uit niets tevoorschijn heeft geroepen.” Basilius de Grote leert op grond van Genesis 1 dat de dieren en de mens aanvankelijk vegetarisch waren. Vlees eten door mens en dier is een gevolg van de zonde. Na de wederoprichting van alle dingen zal de schepping weer terugkeren naar de zondeloze situatie van het paradijs.

De kerkvaders bestrijden daarnaast allerlei ketterijen. Volgens Hippolytus van Rome vinden die hun oorsprong in de Griekse filosofie. Augustinus meent bovendien dat christenen zich niet moeten laten intimideren door wereldse wijsheid.

Het doorwrochte boek biedt een helder overzicht van de visies van de Vroege Kerk op de schepping. In het algemeen geloven de apostolische vaders, de apologeten en de kerkvaders dat de wereld met alles erop en eraan een schepping is van God. Ze nemen Genesis letterlijk-historisch. Hoewel Ledegang iedere toespeling op de hedendaagse discussie vermijdt, kan zijn boek wel degelijk behulpzaam zijn bij het opscherpen van de orthodox-christelijke visie op de schepping.

18845755.JPG

Boekgegevens

In dialoog met de natuur. Vroegchristelijke denkers over het scheppingsverhaal, Fred Ledegang; uitg. Damon; 344 blz.; € 34,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer