Uitbuiting van arme sloebers in lagelonenlanden
Het Reformatorisch Dagblad doet ook nu geen verslag van het wereldkampioenschap voetbal, dat dit keer in Qatar plaatsvindt, meldde de hoofdredacteur ruim een week geleden. Dat lijkt me om meer dan één reden een prima besluit. De achterban zou al dan niet oprecht in shock zijn als een andere beslissing was genomen.
Mijn gedachten gingen even terug naar de collega die –ver voor het bestaan van het RD– nog wel iets positiefs vond in de steeds verder uitdijende sportverslagen in zijn dagblad. Zijn opmerking „des te sneller heb ik de krant uit” is meer dan hilarisch.
Vorig jaar februari sprak Den Haag nog ferme taal over het WK. De Tweede Kamer nam een SP-motie aan om geen regeringsafvaardiging naar Qatar te sturen. Nederland zou het spektakel in die voormalige Arabische zandbak boycotten, waar zo veel arbeidsmigranten bij de bouw van de sporttempels zijn uitgebuit en gestorven. Inmiddels denkt de politiek anders, niet omdat er zelfs met regenboogvlaggen gezwaaid mag worden op de tribunes. Maar nu de oorlog in Oekraïne ons van gas berooft, vindt de regering het oliedom om Qatar tegen de haren in te strijken. Zaken gaan immers voor het meisje en het hemd is nader dan de rok. De koopman en de dominee botsen, ofwel de moraal en de markt. De Duitsers zeggen: „Erst kommt das Fressen und dann die Moral.” Daarmee voegen we ons in een oude Nederlandse traditie. Al met al een tikkeltje hypocriet.
In de 17e eeuw woedde er in de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden een heftige ”harige oorlog”. Past het mannen hun haren lang te laten groeien? Men vloog elkaar langdurig in de haren. Weinigen maakten zich echter druk over het Nederlandse aandeel in bestaan en voortbestaan van de slavernij. Misschien ook een beetje hypocriet.
Het slavernijverleden heeft momenteel volop aandacht. Van het verleden kan men leren, mits er een wil tot leren is. Maar het is nog altijd gemakkelijker om misstanden in het verleden te hekelen dan uitbuiting van seizoensarbeiders en arbeidsmigranten in het Nederland van nu ter sprake te brengen. Vrijdag besteedde het RD aandacht aan hun vaak „erbarmelijke verblijfsomstandigheden.” Zo nu dan gaat er weer ergens een beerput open en wordt er een rookgordijn weggeschoven. Gevolg: algemene verontwaardiging. Maar maken we ons met ons koopgedrag niet vaak mede schuldig aan uitbuiting van arme sloebers in lagelonenlanden? De moraal van dit verhaal? De koopman in ons wint het maar al te vaak van de dominee. Zijn we niet allemaal een beetje hypocriet?