Gemeenschap der heiligen
Handelingen 2:41
„En zij waren volhardende in de leer der apostelen en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden.”
De betekenis van de ”gemeenschap der heiligen” moeten ons leren twee delen te onderscheiden: er is een uitwendige gemeenschap, waardoor de leden van de zichtbare kerk door de bediening van het Evangelie en de sacramenten tot één lichaam geroepen zijn. Maar er is ook een inwendige vereniging, waardoor diegenen die de Heere in deze zichtbare vergadering altijd uitverkoren heeft –de ware gelovigen– onderling door dezelfde Geest verenigd zijn met de Vader, Zijn Zoon Jezus Christus en onder elkaar.
Wat de uitwendige gemeenschap betreft, dient men te weten dat de waarheid van de profetische en apostolische leer een ontwijfelbaar kenmerk is van de zichtbare kerk (1 Timotheüs 3:15). Bovendien leren we dat al degenen die die waarheid belijden, in welke plaats of welk deel van de wereld ze overigens ook tot de zichtbare kerk mogen behoren, het recht hebben om gemeenschap te houden in het Woord, in de gebeden en in de sacramenten (Jesaja 2:2,3). Ja, wat meer is, dat al de gelovigen ook een gebod hebben dat ze, in welke plaats de zichtbare kerk ook vergadert, zich daarbij moeten voegen. Ze mogen zich van die gemeenschap op generlei wijze afscheiden. Ook is de kerk verplicht hen te ontvangen en naar vermogen de middelen tot zaligheid hun van God toevertrouwd als lichamelijk en geestelijk hulpbetoon met een volvaardig gemoed mee te delen.
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)