Heilig volk
Johannes 10:28
„En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.”
Onder dit volk, de Kerk, nu vertrouw ik begrepen te zijn en daaruit nooit te zullen worden uitgedelgd (Johannes 10:28 en 17:15-26).
Waarom wordt de kerk heilig genoemd? Aangezien niemand met God verenigd kan worden tenzij hij heilig en rein is, gelijk God heilig en rein is. Daarom geloof ik ongetwijfeld dat God diegenen die Hij tot deze gemeenschap uitverkoren heeft, rechtvaardigt en reinigt tot heiligheid en reinheid des levens, opdat Zijn heerlijkheid in hen uitblinkt (Romeinen 8:29,30; Efeze 5:25-27).
In twee opzichten nu is de kerk heilig, namelijk door vernieuwing en door toerekening (Johannes 13:10). Die heiligheid in haarzelf is slechts aanvankelijk (Romeinen 7:19-24). Over dit eerste deel der heiligheid wordt gesproken (2 Korinthe 7:1): „Voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods” (1 Thessalonicenzen 4:7). Maar haar heiligheid door toerekening is volkomen, volmaakt in Christus, gelijk Hij zegt: „Ik heilig Mijzelf voor hen” (Johannes 17:19). Volgens dit tweede deel van de heiligheid geloof ik dat er geen zonde en geen dood in de kerk zijn, dat wil zeggen dat de schuld en de straf aan de ware leden van de kerk niet worden toegerekend. Want die in Christus geloven zijn geen zondaars en dientengevolge niet doodschuldig, maar enkel heilig en rechtvaardig, het eeuwige leven deelachtig en met Christus heersend over zonde en dood (Romeinen 5:8,9; Hebreeën 10:14; Kolossenzen 2:10; Romeinen 8:1; 1 Thessalonicenzen 5:10).
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)