Bever bezorgt waterschap kopzorgen
Waterschap Rivierenland schoot op 19 oktober de eerste twee Gelderse bevers dood sinds meer dan 200 jaar. Dit in navolging van Limburg, waar de stoere, knagende landschapsarchitect al langer veel overlast veroorzaakt.
De regen is weggetrokken, maar het gras is nat. Chrit Wolfhagen, lid van het dagelijks bestuur van waterschap Limburg en daar portefeuillehouder Bever, opent een hek en zijn gelaarsde voeten betreden het schouwpad langs de Bosbeek, die vanuit Nationaal Park De Meinweg naar de Roer stroomt. De Roer op haar beurt ontspringt in het Eifelgebergte en mondt bij Roermond uit in de Maas. De rivier vormt daarmee een uitmuntende verbindingsroute voor bevers van Duitsland naar Nederland.
Het water in de beek staat hoog, maar niet door de vele regen. Wolfhagen houdt halt en wijst naar het water. Een dam blokkeert de stroming; benedenstrooms ligt de beek bijna droog. „Door bevers gemaakt. Eerst takken, dan modder er tegenaan, waardoor het waterdicht wordt. Kijk, het peil hier staat maar twintig centimeter onder het maaiveld, terwijl dat voor de akkerbouw tachtig centimeter moet zijn. Zo kunnen wij de waterstanden niet goed beheren.”
Bovendien ondergraven bevers dijken, paden, wegen en andere infrastructuur door het graven van gangen en holen. Wolfhagen: „En vergeet de vraatschade niet. Zie je die sleepsporen? Daar gaan bevers het bouwland in om bieten te eten. En het grootste probleem is dat landerijen onder water komen te staan bij veel neerslag.”
De overstromingen van vorig jaar zitten hier nog vers in het geheugen, en beverdammen zouden voor een vergelijkbaar scenario kunnen zorgen. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Terwijl hij verder loopt, onderwijl wijzend op beverwissels, diept de bestuurder wat geschiedenis op. Het grootste Europese knaagdier stierf in 1826 uit in Nederland. Vanaf de jaren 1980 werd de soort heringevoerd, onder andere in de Biesbosch en de Gelderse Poort. „De eerste 30 stuks werden uitgezet in Limburg. In 1985 bleken ze zich zo goed uit te breiden dat er al meer dan 250 waren. Nu zijn er meer dan 2000 in deze provincie, en meer dan 400 dammen. Die dammen blokkeren ook de trek van vissen.”
Kroon
Intussen doen ook de Duitse populaties het goed en komen er de laatste jaren veel bevers op eigen kracht Nederland binnen. In Zuid-Limburg ook vanuit België, met beverdammen in de Geul. Daarmee is de bever het enige dier dat de Nederlandse waterbouwkundigen naar de kroon steekt. Maar dat botst.
Op een zijpad houdt Wolfhagen opnieuw halt. Hij wijst naar een flink gat in de grond, eigenlijk een verdiepte gang. „Als hier een trekker in rijdt, slaat hij om.”
De waterschapsman wandelt terug naar de hoofdweg en slaat een zijwegje in. Opnieuw wijst hij naar de grond, waar echter niets te zien is. „Hier langs het asfalt zaten gaten van een meter diep. Je kunt je voorstellen wat er gebeurt als een fietser moet uitwijken voor een auto.” Dan wijst hij om zich heen. „Dit was een wilgenbosje. Nu staan er nog hier en daar een paar bomen, en daar moeten we een raster omheen zetten om te voorkomen dat de bevers ze afknagen. Zelfs aan deze eik met zijn harde hout zijn ze begonnen.”
Aan de overkant van de beek zit een gat. „Daar was eerder de burcht. Vervolgens kwam hij daar.” Wolfhagen loopt terug naar de hoofdweg en wijst. „Hier graven de bevers onder het fietspad, dan zitten ze ’s winters lekker warm.” Intussen lijkt waterschap de strijd om deze plek te winnen, maar alles bij elkaar kost de bever waterschap Limburg meer dan een miljoen euro per jaar, schat Wolfhagen.
Prachtig dier
„Begrijp me goed, de bever is een prachtig dier. Op sommige plekken is hij onze vriend, op sommige plekken onze vijand. We werken met een escalatieladder: eerst voorkoming van schade, en in het uiterste geval afschot. Vorig jaar hebben we er 120 moeten schieten”, legt Wolfhagen uit.
Maar hij ziet een oplossing. „Dit moet landelijk worden opgepakt, zodat er beleid komt vanuit de overheid. En ik verwacht dat het er binnen vier of vijf jaar ook wel gaat komen, want als we niets doen is de situatie in heel Nederland binnenkort zoals die hier nu in Limburg is.”