Hotelwereld in Sri Lanka volop bezig met herstel
Er worden nog steeds honderden slachtoffers geborgen in Sri Lanka. De hulpverlening arriveert op veel plaatsen pas nu. Maar de toeristenindustrie stak de handen uit de mouwen en begon meteen aan de wederopbouw. Het lijkt een vrijwel onmogelijke taak. Het meeste toerisme op dit tot voor kort nog paradijselijk eiland heeft zich aan de kust gevestigd, en die is vrijwel geheel vernietigd. Maar hotelmanagers tonen dat ze niet stuk te krijgen zijn. Zelfs niet door een wereldramp als de tsunami van Kerst 2004.
Nilaveli Beach Hotel is een van de vele hotels in Sri Lanka die vrijwel volledig in puin liggen. Het ligt nabij de stad Trincomalee, aan de afgelegen noordoostkust van het eiland. Nog maar een paar gebouwen en een muur staan overeind. Overal liggen de resten van gebouwen en eigendommen van de gasten die hier verbleven toen de muur van water over hen heen spoelde. Het ziet eruit alsof een gigantische reus zijn hand plat op dit luxueuze resort heeft laten vallen. De gedeeltes van het hotel die het overleefden glipten als het ware tussen de open vingers door.
Overal zijn werknemers druk aan het werk met puin te ruimen. Wat eens de keuken was, is nu een donkere, stinkende ruimte vol met zand en puin. Met maskers op en bij het licht van een enkele gaslamp schept een vijftal werkers zand en allerlei rotzooi in een kruiwagen. Binnen een minuut is die vol en wordt de inhoud naar buiten geduwd. Door donkere gangen, over moeilijk begaanbare hopen zand en puin. De puinruimers kijken serieus voor zich uit, maar af en toe vormt er zich een lach op hun gezicht. We kunnen wel tegen een stootje, lijken ze te willen zeggen.
Het hotel bevind zich ongeveer midden in het gebied waar tot 2002 twintig jaar lang een bittere strijd werd geleverd door de Tamil Tijgers en overheidstroepen. „Dit is de eerste keer dat we het hotel hebben moeten sluiten sinds de oprichting in 1974”, zegt managing director Travice Ondaatje. Zijn achternaam verraadt Nederlandse voorouders die zich hier in de 17e eeuw vestigden. Hun afstammelingen worden nog altijd ”burghers” genoemd.
„Zelfs tijdens het etnisch conflict bleven we open. We hadden altijd kamers gereed en voldoende staf om het hotel draaiende te houden.” Deze keer niet. Een groot deel van Ondaatjes werknemers zijn teruggekeerd, maar velen van hen hebben hun eigen woning verloren en vaak ook familie en vrienden.
Een werknemer en acht gasten verloren het leven in de allesverslindende golf. „Mijn vrouw en ik zagen de enorme golf komen aanstormen en we reageerden instinctief, er was geen tijd om te denken of te rennen”, zegt Duitser Volker Steigerwald. Hij werkt voor een Duitse organisatie die ontwikkelingshulp aanbiedt; hij woont in Centraal-Sri Lanka. Hij verbleef in het hotel omdat hij uitgenodigd was door vrienden die hem wilden bedanken voor zijn hulp tijdens een recente bruiloft.
„We stonden onmiddelijk op en grepen een pilaar naast onze tafel. Mijn vrouw omhelste de pilaar, ik omhelste haar.” Seconden later denderde de massa water over hen heen. „Vasthouden, vasthouden”, schreeuwde Steigerwald tegen zijn vrouw. „Mijn vrouw vertelde me later dat ik zelfs onder het water tegen haar schreeuwde.” De restanten van ramen, muren, stoelen, tafels en ander meubilair vlogen langs hen heen. „Ik begrijp niet dat we niet geraakt zijn. Ik heb enkel wat wondjes aan mijn benen”, zegt hij met de verbazing nog in zijn stem. „We hebben onvoorstelbaar geluk gehad. Alsof een engel over ons waakte.” Ondanks de schok is hij op verzoek van zijn bedrijf nu terug in het gebied om te helpen met de wederopbouw en hulpverlening.
Ondaatje schat zijn materiële schade aan dit hotel op 200 miljoen rupees (1,5 miljoen euro). Een fortuin in het arme Sri Lanka. „Ook verliezen we ten minste een jaar aan inkomen.” Maar hij is vol optimisme en daadkracht. „We hopen het hotel binnen twaalf maanden weer draaiende te hebben. We weten echter niet hoe het toerisme zich zal ontwikkelen. Zullen de toeristen voldoende vertrouwen hebben?”
Dan vervolgt hij, alsof hij zichzelf moed wil inspreken. „Ik heb gehoord van toeristen die wisten te ontsnappen, dat ze willen terugkomen omdat ze zo veel hulp ontvingen van de bevolking hier.” Hij moedigt toeristen enthousiast aan naar Sri Lanka te komen. „Dit is iets dat slechts eenmaal in twee mensenlevens voorkomt. Het kan niet nog een keer gebeuren.” Zijn locatie boezemt hem vertrouwen in. „De oostkust heeft de beste stranden van het land. Je kunt dit fijne zand niet vinden in het zuiden. En vanwege het conflict is deze omgeving onaangetast en vrij van ondeugdelijke mensen.”
Ondaatje ziet de ramp tevens als een buitenkans waar hij gebruik van kan maken. „Het hotel gaat meer ’upmarket’ worden. We gebruiken deze gedwongen herbouw om het luxueuzer te maken. Gewoonlijk is het heel moeilijk om het hotel te sluiten als er vraag is naar kamers.”
Ondanks zijn positieve instelling ziet Ondaatje wel degelijk een groot aantal obstakels. Drie van zijn vier hotels hebben hevige schade ondervonden door de ramp en de financien zullen moeilijk te regelen zijn. „Een van onze hotels aan de zuidkust draait alweer, en een andere is niet getroffen, maar we hebben zeker fondsen nodig van de overheid. Ook hopen we op rentevrije leningen, belastingverlaging en importversoepeling.” Het laatste omdat Sri Lanka overweldigd is door de massale verwoesting. Het kleine land kan de enorme vraag naar bouwmateriaal en meubilair die zich nu zal voordoen gewoonweg niet aan.
„De toeristenindustrie bevindt zich in de exportsector. We brengen broodnodige buitenlandse valuta het land binnen. Het is vanzelfsprekend dat we behandeld worden als de rest van de exportsector.”
Sri Lanka heeft vooral een betere infrastructuur nodig, legt Ondaatje uit. „In dit gedeelte van het land is de logistiek heel erg moeilijk. Al het materiaal zal uit Colombo moeten komen.” De hoofdstad is zo’n 450 km verwijderd en de verbinding bestaat uit smalle wegen vol met gaten die op veel plekken regelmatig wordt weggespoeld door de moesson. „We hebben betere en bredere wegens nodig, en betere treinverbindingen.”
Ondanks alle problemen zal er geen enkele van zijn vaste werkenemers zijn baan verliezen, zegt de manager vastbesloten. „Ik was 4 toen mijn vader dit hotel opende. Sommigen van onze mensen ken ik al sinds die tijd. Ons personeel is bovendien ons sterkste punt. Ze hielpen ons gedurende het conflict, we laten hen nu niet in de steek.”
Er is slechts één enkel ander luxe hotel in deze regio, de riante Oceanic Club. Manager Prem Kumar straalt een vertrouwen en energie uit die bijna overweldigend zijn. Ondanks de enorme schade die zijn hotel ondervondt, lacht hij uitbundig, zijn witte tanden glimmend in de zon. Wat Kumar binnen negen dagen na de ramp voor elkaar heeft weten te krijgen, is onvoorstelbaar. De gehele begane grond van zijn hotel was overspoeld, het interieur vernietigd. Maar alles is al schoon en de keuken en een restaurant werken weer.
Het is er een drukte van belang door al het werk dat gaande is. „We hebben veertig kamers op de bovenverdieping reeds beschikbaar. We hebben elektriciteit, telefoon en water sinds vorige week woensdag. Sinds twee dagen is het hotel weer open. We kunnen zelfs ”full board” aanbieden aan onze gasten.”
Die gasten zijn er reeds. „Artsen zonder Grenzen zit hier en wat andere hulpverleners.” „Waarom zouden we zitten en wachten?” vraagt hij uitdagend. „Of wij vertrekken, of de zee vertrekt. De zee is hier voor altijd. We kunnen die niet verplaatsen. Dus we moeten onmiddellijk de handen uit de mouwen steken.”
Kumar schat zijn materiële schade op 30 miljoen rupees (225.000 euro), nog geen zesde van dat van Ondaatjes Nilaveli Beach Hotel. Financieel kan hij het gemakkelijk aan, zegt hij. „We maken deel uit van John Keel’s Management Services, de grootste hotelketen in Sri Lanka.” Voor het einde van de maand is alles herbouwd, legt hij uit. „We moeten nu accomodatie aanbieden aan hulporganisaties en andere mensen die helpen.” Hoe lang het duurt voordat toeristen weer de moed hebben om te komen, weet hij niet. „De komende zes maanden zullen we niet weten welk effect de ramp zal gaan hebben.” Maar deze onzekerheid deert hem niet. „We leven op volle kracht.”