De kunst van het papierknippen
Papierknippen is een hobby waar je maar weinig voor nodig hebt. Een fijn, scherp schaartje en een vouwblaadje – meer niet. „En dan je fantasie haar gang laten gaan”, zegt knipper Aartje de Vroome.
Aartje de Vroome-Boon (75) uit Hoorn is al meer dan veertig jaar een enthousiaste papierknipper. Afgelopen zomer maakte ze op vakantie in Friesland een serie symmetrische silhouetten, geïnspireerd door de zogenaamde uilenborden die je in die provincie vaak in de daknok van oude boerderijen aantreft. De borden dienden voor de ventilatie en heten zo vanwege het gat waardoor uilen in en uit konden vliegen. Ze lijken op elkaar, maar ze zijn toch allemaal verschillend. „Er hoort een mooi verhaal bij. Aan zo’n uilenbord kon je vroeger zien hoe rijk een boer was.” Twee symmetrische zwanen met gebogen hals zijn een vast onderdeel van zo’n uilenbord.
Ook de actualiteit biedt knipinspiratie. De Vroome laat een werkstukje zien dat stamt uit de coronatijd: knipwerk in de vorm van een mondkapje.
Vogels
De Vroome maakte tijdens een vakantie in Drenthe kennis met de papierknipkunst. „Dat was in 1979. We waren in Westerbork en bezochten daar een klein museum over papierknipkunst. Dat museum bestaat trouwens nog. Ik wist toen niets van papierknipkunst, ik wist niet eens dat het bestond. In dat museum zat iemand silhouetjes van mensen te knippen. Ik was meteen enthousiast. Achteraf bleek dat Wiecher Lever te zijn, een van de grootste knipkunstenaars van Nederland.”
Weer thuis hoorde ze via via dat er in de buurt iemand was die lesgaf in papierknippen. „Daar heb ik toen de basisdingen geleerd. Gewoon met een groepje andere vrouwen bij iemand aan de keukentafel.” De Vroome laat een plakboek zien met knipwerk dat ze tijdens die lessen maakte. Eerst nog vrij grof en eenvoudig, maar al snel wordt het fijner en komen er meer details. „Na een paar bijeenkomsten was ik er helemaal door gegrepen. Je kon ook nog aanvullende lessen volgen, maar ik ben al snel zelfstandig verdergegaan. Zo ontwikkel je je eigen stijl.”
Wat die stijl is? „Ik houd erg van de natuur en van vogels. Dat zie je terug in mijn silhouetten. Als ik een boom knip, zet ik op zo veel mogelijk takken een vogeltje.”
Voor in het plakboek zit een kaartje met daarop de betekenis van folkloristische motieven die veel in knipwerk terugkomen. „Dat heb ik ook tijdens die lessen geleerd. Een vogeltje staat voor vreugde, een bloem is een bede om voorspoed, een blaadje betekent bescherming, een hart liefde. En een zwaan verwijst naar welstand.”
Bij de hals
De Vroome pakt een velletje zwart papier en demonstreert hoe het knippen van een profiel van een hoofd gaat: bij de hals beginnen, daarna de kin, de mond en de neus, vervolgens de oogholte, het voorhoofd, een haarlok, het kapsel en tot slot de nek. Alles in één doorgaande beweging. Klaar in een paar minuten, afgezien van de afwerking. „Dat heb ik jaren gedaan op markten: silhouetten van hoofden knippen. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig was dat erg populair.”
Ze vertelt dat ze een paar jaar geleden, tijdens een stedentrip naar Parijs, in de wijk Montmartre een keer een profiel heeft geknipt. „Daar zijn altijd heel veel schilders en andere kunstenaars op straat aan het werk. Ik zag er ook een papierknipkunstenaar bij zitten. Ik dacht aan hem te zien dat hij mijn man wilde knippen. Die had die dag een opvallende, Australische hoed op: dat is interessant voor een profiel. Toen hij begon met knippen legde ik hem uit dat ik zelf ook een knipper was en of ik dan hém mocht knippen. Dat heb ik toen gedaan.”
Zoekplaatje
Plakboeken vol zelfgeknipte silhouetten heeft De Vroome in de loop van de tijd verzameld. Soms zijn het de originelen, soms een kopie. Een aantal van haar knipwerkjes werd gebruikt voor kaarten of boekenleggers. Ze werkte in het verleden ook wel in opdracht, bijvoorbeeld voor een landbouwmuseum in de Engelse graafschap Lincolnshire.
„In de jaren tachtig heb ik ook regelmatig huwelijksknipsels gemaakt. Daar probeerde ik dan zo veel mogelijk details uit het leven van het bruidspaar in te verwerken. Hun huis, de namen van kinderen en kleinkinderen, hobby’s, werk.”
Ze laat er een paar voorbeelden van zien: het zijn ware kunststukjes vol fijne details. „Dat is ook de bedoeling: het is een soort zoekplaatje. Je moet er goed naar kijken om alles te ontdekken.” Trots: „En alles zit aan elkaar vast. Als zo’n knipsel klaar is kun je het aan de bovenhoeken oppakken en blijft alles zitten.”
Elk werkstuk begint met een idee. Dat kan een spreuk zijn, bijvoorbeeld ”Eigen haard is goud waard” of ”Als de specht lacht, dan wordt regen verwacht”. „Daar verzin je dan een ontwerp bij. Dat zit alleen in je hoofd. Als knipper ga je niet eerst een tekening op papier maken. Al trek ik voor letters weleens een lijntje – die zijn vaak het lastigst om goed te krijgen. Als je eenmaal bedacht hebt hoe het moet worden begin je met knippen en ga je langzaam steeds verder.” Met een complex werkstuk was ze soms wel een paar weken bezig. „Daar werk je dan steeds een paar uur aan.”
Koeienmarkt
Een van de silhouetten waar ze het meest trots op is, is dat van de jaarlijkse koeienmarkt in Hoorn. „Dat is echt iets van hier. Voor ik eraan begon heb ik eerst foto’s gemaakt van hoe koeien er van achteren uitzien.” Ze haalt de langwerpige lijst van de muur in haar woonkamer om details aan te wijzen. Eigenlijk is dit silhouet een soort beeldverhaal. Links wordt een koe uit een veewagen gehaald. De dieren worden vervolgens naast elkaar op de markt gezet, alle achterwerken dezelfde kant op, allemaal net iets anders. In het café zie je een boer en een handelaar een borreltje drinken. En het eind van het liedje is dat een verkocht dier zichtbaar onwillig door de koper een veewagen in wordt getrokken. „Hij heeft op een tentoonstelling gehangen, en toen had ik hem bijna verkocht. Maar uiteindelijk kwam de koper niet opdagen. Daar ben ik achteraf wel blij om.”