Goudse Sint-Jan: slim verwarmen scheelt bijna de helft
Een hoge ruimte, monumentaal glas en een houten kap. Wat doet een historisch kerkgebouw als de Goudse Sint-Jan om duurzaam te zijn?
„Onlangs kregen we als compliment: „Wat is het koud hier, ontzettend goed van jullie””, vertelt Jaap van Rijn, directeur van de stichting Goudse Sint-Jan. „Dit zegt meteen iets over hoe wij omgaan met het verwarmen van het kerkgebouw.” In opdracht van het kerkbeheer van de protestantse gemeente te Gouda regelt de stichting onder meer de exploitatie en de museale openstelling van de Sint-Jan.
Het kerkgebouw is bijna 800 jaar oud. Sinds zeventig jaar wordt het verwarmd. „Eerst alleen met elektrische voetplaten tussen de kerkbanken, maar sinds de jaren zeventig ook met centrale verwarming op aardgas. Via convectoren in de diepe vloerputten wordt hete lucht omhoog geblazen, de kerk in. Het grootste deel van deze warmte ontsnapt snel door de kieren in de houten kappen van de kerk.”
Toch is isoleren geen optie in het kerkgebouw. „Allereerst vanwege de monumentale waarde. Maar vooral vanwege het enorme dakoppervlak van het gebouw. De Sint-Jan is 123 meter lang en daarmee de langste kerk in Nederland.”
Stookbeleid
Daarom is het een kwestie van zo slim mogelijk verwarmen, volgens de Goudse directeur. „We konden in 2017 proefdraaien met een nieuw stookbeleid in de Sint-Janskerk. Het eerste doel hiervan was om een te droog binnenklimaat te voorkomen. Als het te droog wordt in de kerk, levert dat schade op voor bijvoorbeeld het orgel. Daarnaast wilden we ook het energieverbruik verminderen. Het stookbeleid is ontwikkeld op advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en in nauw overleg met de onderhoudscommissie van de Sint-Janskerk.”
De proef leidde tot een aantal interessante inzichten. „Vroeger dacht men dat je duurzaam handelt als je een gebouw voorzichtig en langzaam opwarmt. Het nieuwe inzicht is dat je vooral zo kort mogelijk vooraf verwarmt. Dus snel omhoog met de temperatuur en gauw de verwarming weer uitzetten. Van twee tot vier dagen opstoken voorafgaand aan een kerkdienst of concert zijn we nu naar vijf tot tien uur opstoken gegaan. Verder wordt de verwarming voor het einde van een dienst weer uitgeschakeld.”
Het idee dat een hoge basistemperatuur duurzamer is dan het gebouw telkens opnieuw verwarmen, is bijna helemaal losgelaten, vertelt Van Rijn. „Continue verwarmen kost veel energie en is slecht voor het binnenklimaat.”
De oude elektrische voetplaten in de banken zijn weer structureel in gebruik genomen. „We streven tijdens kerkdiensten in het voor- en najaar naar een ruimtetemperatuur van ten minste 16 graden en in de koudste maanden minimaal 13 graden. Maar als het echt koud is, halen we de 12 graden soms niet eens. Toch wordt de temperatuur tussen de banken ongeveer 20 graden, dankzij de voetplaten. Dat is zeer effectieve lokale verwarming. Deze voetplaten gaan twintig minuten voor de dienst aan en tien minuten voor het einde weer uit, waardoor het elektriciteitsverbruik beperkt wordt. Ons jaarlijks gasverbruik is door deze maatregelen gedaald met ongeveer 45 procent.”
Messing
Voor monumentale kerken zit de grootste besparing in gedragsverandering, denkt Van Rijn. „Dat betekent niet dat je niet moet investeren in efficiëntere installaties. Zo deden wij een belangrijke investering in 2015, toen er een messing vloer met moderne vloerverwarming in het koor van de Sint-Jan werd gelegd. Omdat het koor een open ruimte is, heb je sneller last van tocht langs de randen van het koor.”
Naast deze investering staan er nog een aantal grote projecten op de planning. „Denk bijvoorbeeld aan het vervangen van de verlichting.”