Aangifte Jehova’s Getuigen voor uitsluiting geseponeerd
Het Openbaar Ministerie in Rotterdam seponeert een aangifte van smaad en discriminatie tegen het bestuur van de Jehova’s Getuigen. Een ex-lid beschuldigde het bestuur ervan hem samen met iemand anders op discriminerende wijze te hebben buitengesloten van de religieuze gemeenschap. Het OM vindt niet dat er sprake is van een strafbaar feit.
Volgens de aangever werd hij „verbannen” en zijn naam bezoedeld toen hij aangaf afstand te nemen van de Jehova’s Getuigen. In een openbare bekendmaking van het bestuur zou aangezet zijn tot sociale uitsluiting. Er zou onder meer zijn opgeroepen niet meer om te gaan met de persoon wiens aangifte nu geseponeerd is, aldus het OM.
De ex-Jehova putte onder meer hoop uit een uitspraak van de Belgische rechter, die vorig jaar een groep oud-leden in een vergelijkbare zaak in het gelijkstelde. Die uitspraak hield in hoger beroep echter geen stand. Bovendien is het Belgische begrip van aanzetten tot haat, discriminatie en geweld „veel breder dan in het Nederlandse strafrecht”, aldus het OM.
Het sepot van het OM in Rotterdam gaat specifiek om deze aangifte. Het Dutch Committee Against JW’s Shunning, een organisatie van onder meer ex-Jehova’s die actie willen tegen het vermeend discriminerende uitsluitingsbeleid, liet in december aan KRO-NCRV-programma Pointer weten dat in Tilburg en Arnhem de eerste Nederlandse aangiften waren gedaan tegen het beleid van de Jehova’s Getuigen. Over de gevolgen van het sepot voor de andere aangiften, kan een woordvoerder van het OM niets zeggen. Wel zegt de woordvoerder dat het „OM toetst aan deze juridische kaders”, verwijzend naar de redenen voor het sepot.