Medewerkersbestand PKN vergrijst en krimpt
Het bestand van kerkelijk werkers en andere betaalde medewerkers in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is „sterk vergrijsd.” Medewerkers die vertrekken, worden vaak niet vervangen of vervangen door vrijwilligers.
Dat blijkt uit het onderzoek ”Méér zicht op werken in de kerk” dat eind september verscheen. Het werd uitgevoerd door vakbond CNV en VKB Kerkrentmeesters.
Voor het onderzoek vulden 241 betaalde krachten in de PKN in 2021 een vragenlijst in. Ruim de helft (56 procent) is kerkelijk werker of kerkelijk medewerker (werkzaam op een kerkelijk bureau van een plaatselijke gemeente). Daarnaast namen onder anderen kerkmusici, kosters en beheerders aan het onderzoek deel.
Het merendeel van de respondenten (74 procent) is ouder is dan 50 jaar. De verwachting is dat 40 procent van de ondervraagden binnen zeven jaar met pensioen gaat. In vergelijking met 2011 is het aandeel 50-plussers gestegen van 62 naar 68 procent.
Het onderzoek wijst uit dat ruim driekwart (78 procent) (zeer) tevreden is over de inhoud van zijn werk. Over de arbeidsvoorwaarden is ruim twee derde (69 procent) tevreden of zeer tevreden. De onderzoekers concluderen dat scholing en nascholing voor verbetering vatbaar zijn. Ook vragen ze aandacht voor de wijze van leidinggeven aan medewerkers. „Communicatielijnen zijn niet altijd helder, verwachtingen van werkgever en medewerkenden komen niet altijd overeen. Functioneringsgesprekken vinden niet altijd regelmatig plaats.”
VKB-voorzitter Rik Buddenberg gaat in een column in het jongste nummer van het magazine Kerkbeheer in op de resultaten van het onderzoek. Hij haalt onder meer de conclusie van de onderzoekers aan dat „de professionaliteit van kerkrentmeesters in hun rol als werkgever” aandacht verdient. Verantwoord werkgeverschap in de gemeenten is „extra belangrijk omdat er een grote uitstroom van betaalde krachten wordt verwacht.”