Vitringa over het Bijbelboek Openbaring
Campegius (Kempe) Vitringa (1659-1722), hoogleraar te Franeker, geldt als een zeer geleerd en bekwaam theoloog uit de coccejaanse school. Zijn grote kracht lag met name op exegetisch, archeologisch en taalkundig gebied.
Geleerdheid en godsvrucht gingen bij hem hand in hand. Tot zijn uitgebreide oeuvre behoort een uitvoerig commentaar op het boek Openbaring, waarvan in 1705 de eerste druk verscheen. Vitringa toont zich hier een vertegenwoordiger van de (heils)historische benadering van het laatste Bijbelboek. Hij staat de ”theologia prophetica” voor: de historie wordt geduid in het licht van de profetie. De uitkomst van een profetische voorzegging toont de ware bedoeling ervan. Bijbel en geschiedenisboek, we zouden in onze tijd ook kunnen zeggen: Bijbel en krant, worden naast elkaar gelezen en nauw op elkaar betrokken.
Bij wijze van voorbeeld geef ik iets weer van Vitringa’s uitleg van Openbaring 10. De zeven donderslagen zien op de zeven kruistochten die in de middeleeuwen zijn uitgevoerd. God wilde niet dat de uitwerkingen en gevolgen van de zeven donderslagen beschreven zouden worden, omdat ze dat niet waard waren. De kruistochten zijn immers, volgens Vitringa, vanuit een dwaas oogpunt ondernomen en hebben het christendom grote schade berokkend.
Net zoals de kanttekenaren van de Statenvertaling volgt Vitringa in zijn uitleg voornamelijk een chronologische lijn. De zeven brieven in Openbaring 2 en 3 duiden op opeenvolgende periodes in de kerkgeschiedenis. Overigens vallen de zeven zegels en de zeven bazuinen volgens de Franeker hoogleraar niet na elkaar in de tijd. Ze belichten profetisch op verschillende wijzen de geschiedenis van de kerk na het jaar 95, en wel zo dat ze elkaar aanvullen, versterken en verhelderen.
Parafrase
De hier besproken uitgave bevat niet de letterlijke tekst van Vitringa’s commentaar op Openbaring 1-14, maar een parafrase daarvan verzorgd door ir. H. van der Kooij. Deze heeft zich veel moeite getroost om deze Bijbelverklaring van onder het stof van de eeuwen weg te halen en opnieuw te presenteren. Dit vanuit zijn overtuiging dat Vitringa’s historische duiding van veel zinnebeelden uit Openbaring van groot actueel belang is en dat diens verklaring ons in onze donkere, boze tijd heel veel te zeggen heeft.
Hedendaagse exegeten, ook van orthodoxe signatuur, zijn over het algemeen van mening dat een meer symbolische uitleg van de visioenen in Openbaring de voorkeur verdient boven de gedetailleerde historische duiding ervan. De chronologische lijn wordt dan grotendeels losgelaten ten gunste van een meer cyclische, spiraalvormige lezing en een vooral symbolische benadering. Van der Kooij ziet hier het gevaar van al te globale toepassingen en plaatst Vitringa’s benadering daar als heilzaam tegenwicht tegenover.
Voortgaand onderzoek
Over de rechte uitleg van het boek Openbaring is uiteraard niet het laatste woord gezegd. Ook Vitringa was daarin kind van zijn tijd. De huidige voorkeur voor een symbolische verklaring baseert zich vooral op de structuur van het boek zelf, en is over het algemeen niet, zoals Van der Kooij wel suggereert, als gevolg van de doorwerking van de verlichting te beschouwen.
Niettemin blijft het van belang zorgvuldig kennis te nemen van stemmen uit de uitleggeschiedenis, zeker wanneer deze van de kwaliteit zijn die Vitringa’s werk kenmerkt. Voortgaand onderzoek van de Schriften dient plaats te vinden in verbondenheid met toegewijde Bijbellezers uit vroeger eeuwen. Slechts tot schade zou men aan hun inzichten voorbijgaan. Goed dus dat dit boek op de markt verscheen en hopelijk zal het tweede deel spoedig volgen.
Boekgegevens
Vitringa over de Openbaring van Johannes deel 1, ir. H. van der Kooij; uitg. Stichting De Gihonbron & Boekenstek; 438 blz.; € 32,50