Respecteer synodelijn tijdens gesprek over impasse in CGK
Duidelijk moet worden hoe we als CGK weer terugkeren binnen de bandbreedte van de gezamenlijk genomen besluiten. Om het gesprek hierover echt een kans te geven, is het zaak dat de bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers wordt teruggedraaid.
Ambtsbroeder dr. D. Visser reageert hiernaast op een vierluik (RD 3/8/15/17-9) over de kwestie ”vrouw in ambt”, die de CGK al geruime tijd bezighoudt. Hij geeft weer hoe hij de Bijbel leest over dit onderwerp. Hoewel het niet met zoveel woorden wordt weergegeven, is duidelijk dat er voor hem geen bezwaren zijn tegen vrouwelijke ambtsdragers. Hij spitst zijn betoog toe op de scheppingsorde en noemt daarbij het Schriftgezag, maar werkt dit laatste niet verder uit. Aan het eind van het artikel concludeert hij dat „bezinning” ons uit de „impasse in het debat” zou kunnen helpen.
De bijdrage van ds. Visser verbaast me eerlijk gezegd. Niet zozeer omdat ik het met hem oneens ben, maar omdat hij suggereert dat zijn overwegingen tot nu toe onbesproken zijn. Deze zijn echter allemaal in het synodale debat in de CGK aan de orde geweest. Een weerslag hiervan staat in het bijna 200 pagina’s tellende rapport van de synodale commissie die hieraan drie jaar heeft gewerkt. En ook al in 1998 boog de synode zich over een lijvig rapport (”Vrouw en ambt”).
Ik volsta met een korte weergave van het recente rapport. De conclusie is dat er geen ruimte is voor vrouwelijke ambtsdragers, wat volgt uit drie hoofdlijnen. Allereerst uit de doorgaande lijn in de Schriften over de eigen, unieke positie van man en vrouw; het gaat hier niet om een enkele tekst, maar om het spreken van het geheel van de Bijbel. De tweede lijn wordt gevormd door expliciete teksten over de plaats van vrouwen in de nieuwtestamentische gemeente (onder andere 1 Korinthe 14:34-35 en 1 Timotheüs 2:11-12). De derde lijn is de doorlopende katholieke traditie van bijna 2000 jaar de Schriften lezen met alle heiligen.
Revisie en appel
Dr. Visser roept op tot een voortgaand debat over ”vrouw in ambt” om uit de impasse te komen. Maar dat gesprek is afgerond en het besluit uit 1998 is herbevestigd. Pas bij de bespreking van de revisieverzoeken wordt dat debat weer helemaal opnieuw gevoerd, maar niet eerder dan, Deo volente, op de generale synode van 2024.
Het is nu oktober 2022. Deze maand vergaderen de dertien CGK-classes. Het eerste moment waarop de kerken na de synode het gesprek aangaan over hoe het verder moet. Een impasse, omdat er kerkenraden zijn die niet meer willen terugkomen op de bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers.
Elke classis zal moeten spreken over hoe we kerk zijn en op welke manier we met elkaar verdergaan. Op dat gesprek ligt in diverse classes een hypotheek doordat kerkenraden in de achterliggende jaren toch vrouwen bevestigd hebben als ambtsdragers, hoewel dit in de CGK kerkordelijk onmogelijk is. En dat terwijl elke ambtsdrager door zijn jawoord en handtekening onder het ondertekeningsformulier zich gebonden heeft aan alle besluiten en bepalingen van de CGK.
Dat gesprek wordt verder bemoeilijkt doordat vrijwel elke kerkenraad die vrouwen als ambtsdrager heeft bevestigd hierop is aangesproken door revisie en appel. Het inroepen van deze procedure heeft als gevolg dat een genomen besluit om vrouwen te bevestigen geen doorgang kan en mag vinden totdat op het revisieverzoek en het eerste appelschrift is besloten. Kerkenraden die met een dergelijke procedure te maken kregen, hebben zonder uitzondering deze geschoffeerd door de bevestiging van vrouwen toch door te zetten. Daarmee is het appelrecht uitgehold, is het recht binnen de kerk kennelijk niet meer veilig en lijkt het onderlinge vertrouwen dat nodig is om kerkelijk met elkaar samen te leven verdwenen.
Kerkelijke ongehoorzaamheid
Het gesprek moet er komen in de CGK, maar geen oeverloos gesprek waarin wat meningen worden uitgewisseld. Duidelijk moet worden hoe we als CGK weer terugkeren binnen de bandbreedte van de gezamenlijk genomen besluiten. Om dit gesprek echt een kans te geven, is het zaak dat de bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers in deze gespreksfase wordt teruggedraaid. Daar waar het gesprek leidt tot een beweging terug naar wat we samen afspraken, dient dit doel helder voor ogen te staan. Het kan echter nodig zijn om tijd te nemen voor dit proces; dan zijn wachten en geduld oefenen op hun plaats.
Maar het andere moet ook gezegd worden. Daar waar geen terugkeer is naar de synodale besluiten en bepalingen, is het classicale vermaan geboden. Immers, bij volharding in het breken van de orde van de kerken is het onontkoombaar om uit te spreken dat er sprake is van kerkelijke ongehoorzaamheid door openbare scheurmaking en woordbreuk (art. 80 DKO).
Het gesprek op de classis is niet het eerste, maar volgt nadat de nood van de kerken bij de Koning van de Kerk is gebracht. Ik denk hierbij aan woorden uit de Heidelberger: „Uw Koninkrijk kome, dat wil zeggen: regeer ons zo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar Uw kerk en breid haar uit; vernietig de werken van de duivel en elke macht die zich tegen U verheft, evenals alle boze plannen die tegen Uw heilig Woord beraamd worden; totdat de volkomenheid van Uw Rijk aanbreekt, wanneer U alles zult zijn in allen.”
De auteur is als predikant verbonden aan de cgk Urk-Maranatha en is lid van de werkgroep Christelijk Gereformeerd Beraad.