Meer gebed nodig
Romeinen 10:1
„Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid.”
Wij zullen er goed aan doen als wij veel bidden, en ook maar veel vragen om de komst van Jezus’ Koninkrijk in het algemeen. De volgende zaken wenste ik nu wel dat wij tot onze lering en vermaning mochten opmerken: de Joden moeten nog toegebracht worden, maar wat hebben wij ook nog vele arme kindertjes, dienstboden en anderen onder onze betrekkingen en buren die hetzelfde ook nodig hebben; die ook zonder bekering niet zalig kunnen worden. Bidt u daar wel om?
De Joden verkeren tegenwoordig nog in een toestand waarin wij genoodzaakt zijn de tekst die wij bij Jesaja vinden letterlijk om te keren en te zeggen: het volk dat eertijds een groot licht zag, wandelt nu in de duisternis; het volk, over hetwelk eertijds een groot licht scheen, woont nu in een land der schaduw des doods (Jesaja 9:1). En nu, wordt u nog niet door duizenden omringd waarmee het evenzo gesteld is? Hoe maakt u het daarmee? Kunt u al met Paulus zeggen: „De toegenegenheid mijns harten en het gebed tot God, dat ik voor Israël doe, is tot hun zaligheid” (Romeinen 10:1)? Het is uw roeping en plicht, en tevens zal het uw voorrecht en zaligheid zijn dit te doen, indien u een levend mens bent. Indien u dit gebed nog mist, wat bent u dan nog meer dan een arme Jood?
Wulfert Floor, oefenaar in Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)