Een tuin vol bomen
Wie bij een arboretum denkt aan een keurig aangeharkt park vol bijzondere bomen, zal misschien even schrikken als hij Arboretum Oostereng overziet. Indrukwekkende bomen zijn er genoeg, maar aangeharkt is het allerminst.
Strikt genomen is een arboretum ook geen park, maar een educatieve bomentuin die zo rijk is aan soorten dat onderzoekers en studenten er jaren mee vooruit kunnen. Aan dat criterium voldoet Oostereng zonder meer.
In Wageningen zijn meerdere bomentuinen te vinden en allemaal hebben ze een link met de universiteit. Arboretum Oostereng is het minst bekend en tot tien jaar geleden zo verwilderd dat het nauwelijks van het omringende bos te onderscheiden was.
Onverzorgd is de bomentuin nu zeker niet meer, dankzij vrijwilligers die hier de handen uit de mouwen steken en voor nieuwe aanplant zorgen. Parkachtig zal het nooit worden, dat is ook nooit de bedoeling geweest. ”Dood hout leeft” staat op een bordje naast een liggende stam vol met zwammen te lezen.
Stormschade wordt zo veel mogelijk gehandhaafd. Afgeknapt en in zijn volle lengte naast het pad biedt zo’n gevelde woudreus meteen een mogelijkheid om te ervaren hoe groot hij eigenlijk is. Handenvol vrijwilligers houden de paden begaanbaar en zorgen voor nieuwe aanplant.
Bomen verzamelen, liefst zo veel en zo bijzonder mogelijk, dat wilde de beroemde tuinarchitect Leonard Springer toen hij in 1911 in opdracht van de eigenaar in dit deel van het bos een arboretum aan mocht leggen. De boompjes die hij van over de hele wereld liet aanrukken, zijn nu te groot en te dik voor woorden. Er zelf naast gaan staan, is de enige manier om erachter te komen.
De meeste indruk maakt de verstrengelde beuk, waar we helaas in verband met de veiligheid niet dichtbij mogen komen. Bij harde wind regent het takken. Hij is meer dan een eeuw geleden geplant als vlechtwerk van jonge beuken, die nu helemaal met elkaar zijn vergroeid tot een stam van sprookjesachtige dikte.
Het Bomenpad, dat bezoekers langs de hoogtepunten van het park leidt, is met zijn bescheiden lengte ook voor kleine kinderen prima te doen. Ze moeten wel zelf lopen, met een buggy kom je op het smalle pad vol boomwortels niet ver. Wanneer je de route uitbreidt met de vele kruip-door-sluip-door paadjes, ben je zo een uur zoet. Zeker als je de moeite neemt om hier en daar een informatiebordje te lezen of de audiotour te doen.
Richting het eind van het pad zorgen een blotevoetenpad en een reuzenxylofoon voor vertier. Zo snel ze kunnen, zoeken mijn jonge wandelmaatjes een dikke tak op en tikken een voor een de ‘toetsen’, in de vorm van steeds langere en dikkere takken, aan. Hoe dikker de tak, des te donkerder de klank.