Genade voor Israël
Jeremia 31:33b
„Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”
De Heere zegt bijvoorbeeld: „Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun harten schrijven en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, leren, zeggende: kent de Heere; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinsten af tot hun grootsten toe, spreekt de Heere; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hun zonde niet meer gedenken” (Jeremia 31:33, 34).
Voeg hierbij, wat ons de apostel leert: „Indien hun val de rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid? Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden? Want ik wil niet broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij, (opdat u niet wijs zijt, bij uzelf) dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, tot de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden. Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden om der vaderen wil” (Romeinen 11:12, 15, 25, 26, 28). Zij zullen gevankelijk weggevoerd worden onder alle volkeren, en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, (hoe lang?) – totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn (Lukas 21:24).
Wulfert Floor, oefenaar in Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)