„Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken de Heere hun God en David hun koning.”

Er wordt hier gezegd, dat zij zich zullen bekeren. God zal hun dan de bekering geven ten leven, zodat zij tot de Heere zullen terugkeren en zeggen: „Ziet, hier zijn wij, wij komen tot U” (Jeremia 3:22). Zij zullen zich door de genade des Heeren bekeren en berouw krijgen; zich schamen en schaamrood worden (Jeremia 31:19). Al wat voorheen hun last was, zal hun lust worden, en wat hun lust was zal in een last veranderen; op oprechtheid en waarheid in het binnenste zullen zij bovenal gericht zijn.

En toch zal het ook hun keus en behoefte worden, om voor het uitwendige met al hun daden te tonen dat zij inwendig nauw en oprecht aan God verbonden zijn. Deze oprechte bekering zal dat gevolg hebben, dat zij de Heere zullen zoeken, erkennend, dat zij Hem in het paradijs verloren hebben. Erkennend, dat zij tot lang zonder God in de wereld geleefd hebben en dat Hij hun hoogste, enig en zielsverzadigend goed is, zonder Wie zij het niet langer kunnen stellen. En dat zij van harte willen afzien langer de zonde en de wereld te dienen. Zij zullen dan ook David hun Koning Christus zoeken, Die vaak in het profetische woord David genoemd wordt, omdat Hij Davids ware zaad en grote tegenbeeld is (Zie Psalm 89:21; Jeremia 30:9; Ezechiël 34:23, 24; Ezechiël 37:24 en 25).

Wulfert Floor,
oefenaar in Driebergen

(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)