Wokisme in bedrijf
Het is positief wanneer bedrijven maatschappelijk betrokken zijn. Maar het wordt anders als bedrijven ”woke” worden en progressief liberaal gedachtegoed integreren in hun bedrijfsvoering. Hoe moeten christenen zich daartoe verhouden?
Na de industriële revolutie ontstonden veel grote bedrijven, vaak als resultaat van ondernemingszin en doorzettingsvermogen van pioniers. In Nederland waren dat mannen zoals Anton Philips, Huub van Doorne en Anthony Fokker. Dit waren soms ondernemers met een groot sociaal hart, zoals ”meneer” Philips. In Eindhoven werd in 1909 Philipsdorp gebouwd voor werknemers van de firma. Er waren Philips-winkels, er was een Philips-dokter, en er waren (openbare) Philips-scholen.
Ongetwijfeld had dit deels te maken met koele calculatie: goed voor je mensen zorgen is goed voor je bedrijf. Maar het had ook te maken met sociale bewogenheid en gemeenschapszin. Geloof was daarbij soms een drijfveer. Bovendien was die generatie ondernemers niet in de eerste plaats gericht op persoonlijke rijkdom, maar op continuïteit van de onderneming en overdracht naar de volgende generatie.
Multinationals
Veel daarvan ging verloren toen grote bedrijven de banden met hun oorspronkelijke eigenaren verloren en beursgenoteerde ondernemingen werden, die bovendien door fusies en overnames óf werden opgeslokt, óf uitgroeiden tot duizelingwekkend grote multinationals. Die stuurden vanaf de jaren tachtig uiteindelijk vooral op één ding aan: aandeelhouderswaarde, oftewel, winst per aandeel. Want die bepaalt de beurskoers.
Om de koers te laten stijgen moet dus de winst per aandeel voortdurend toenemen, en dat bovendien liefst op een voorspelbare manier, zodat beleggers niet geconfronteerd worden met verrassingen. Daar worden bestuurders vervolgens ook voor beloond, deels in aandelen. Doen ze dat goed, dan verdienen ze astronomische bedragen. Lukt dat niet, dan moeten ze het veld ruimen en treedt een nieuwe bestuurder aan.
De gevolgen laten zich raden. Er ontstaat geweldige nadruk op kortetermijnresultaten, ten koste van investeringen in continuïteit op lange termijn. Bovendien wordt het verleidelijk om bochten af te snijden om sneller te groeien, bijvoorbeeld door grote gedurfde overnames. Zolang die maar ”accretive” zijn –dus direct bijdragen aan de winst per aandeel– en de overnamesom voldaan wordt in eigen aandelen, lijkt het een spel met alleen maar winnaars.
De opkomst van Big Tech bedrijven, zoals Google, Amazon en Apple, versnelde en versterkte dit alles, ook omdat in die wereld vaak geldt: ”the winner takes all” (de winnaar krijgt alles). De marktleider heeft dus een onevenredig voordeel en er is weinig ruimte voor kleinere spelers. Het gevolg is het ontstaan van nieuwe wereldwijde semi-monopolisten met digitale producten die diep indringen in de persoonlijke levens van miljarden mensen.
Aan het begin van deze eeuw ontstond het idee van ”impact investment”. Het was bedoeld als tegenbeweging. De gedachte daarbij is dat bedrijven niet alleen gericht moeten zijn op financieel rendement, maar ook op sociaal rendement, op maatschappelijke impact. Die impact moet meetbaar zijn voor alle betrokken ”stakeholders”. Sommigen spreken dan ook van ”stakeholder kapitalisme”. Hoewel impact investment een bekend begrip werd –bedrijven als Philips stellen impactdoelen en rapporteren daarover– veroorzaakte het bepaald geen revolutie. Voor de meeste bedrijven gold dat aandeelhouderswaarde centraal bleef staan. De aandacht voor impact bestond bij de gratie van aandeelhouderswaarde.
Inmiddels is er echter een nieuw begrip dat grote bedrijven massaal gebruiken: ”ESG”. Dit staat voor ”Environmental, Social and Governance”, oftewel milieu, maatschappij en goed bestuur. Dit zijn criteria om te bepalen in hoeverre een onderneming maatschappelijk verantwoord opereert op elk van deze drie gebieden.
Beleggers kunnen bedrijven langs de meetlat van ESG-criteria leggen om te bepalen of ze de aandelen van het bedrijf willen kopen. Banken kunnen die opnemen in hun voorwaarden voor financiering. Klanten kunnen ze gebruiken om te besluiten of ze zaken willen doen met de onderneming. Overheden kunnen ze mee laten wegen in vestigingsvoorwaarden. Een belangrijk onderdeel van ESG is aandacht voor inclusiviteit en diversiteit. Dat valt onder de noemer ”social”.
Anders gezegd: een bedrijf dat bijvoorbeeld geen actief diversiteitsbeleid voert, met aandacht voor lhbtiq+, kan in de toekomst moeite krijgen om kapitaal aan te trekken, nieuwe markten aan te boren, overheidsvergunningen te krijgen en veel meer.
Het werkt echter ook omgekeerd: Big Tech bedrijven die onder toenemende kritiek staan van overheden, gebruiken ESG als een manier om duidelijk te maken dat ze oké zijn, omdat ze zich inzetten voor een betere, inclusieve en duurzame wereld. De Amerikaanse auteur Vivek Ramaswamy betoogt in zijn boek ”Woke, Inc” dat ESG weinig meer is dan een dekmantel voor bedrijven om meer geld te kunnen verdienen.
Kooplieden van Babylon
Dat kan ver gaan. Tegenwoordig spoort Google kleine bedrijven aan om te laten zien dat bij hun bedrijf iedereen welkom is. Daarvoor moet in het Google bedrijfsprofiel aangegeven worden hoe ”LGBTQ-friendly” je bent.
Op dezelfde manier kunnen andere kenmerken (”tags”) toegevoegd worden, bijvoorbeeld ”genderneutraal toilet”. Google’s zoekmachine maakt gebruik van deze tags. Ook geeft Google online voorlichting hoe je een ”inclusief bedrijf” kunt zijn.
Het kan dus straks gebeuren dat bedrijven die geen nadrukkelijk positief lhbtiq+ beleid hebben en uitdragen, minder gemakkelijk vindbaar zijn met Google. Of erger, dat zij uiteindelijk online gecanceld worden.
Doorgeslagen kapitalisme, waar hebzucht bevredigd wordt met woekerwinsten, is een wortel van veel kwaad. Maar als bedrijven zich daarnaast onder de noemer van ESG woke voordoen, ontstaat er zomaar een giftig mengsel van progressieve liberale ideologie, geldzucht en marktmacht. Het doet denken aan de kooplieden van Babylon uit Openbaring 13, die „rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde” (vers 3) en behoren tot „de groten der aarde die door hun toverij alle volken verleiden” (vers 23).
Christenen doen er goed aan om zich te bezinnen op hun relaties met woke bedrijven. Het is belangrijk dat zij hun stem laten horen, ook bij bedrijven zoals Google. Bovendien is het goed om opnieuw na te denken over de betekenis van Bijbels ondernemerschap.
De auteur is ondernemer en op diverse manieren kerkelijk en maatschappelijk actief.