Ds. Witzier: Bijbel echt begrijpen kan niet zonder licht van de Geest
Om de Bijbel te begrijpen, heb je verlichting door de Geest nodig. Maar wat houdt die verlichting eigenlijk in? Hoe werkt zij precies? En begrijpt een gelovig kerklid een bepaald Bijbelgedeelte echt altijd en per definitie beter dan een ongelovige maar wetenschappelijk goed geschoolde exegeet?
Op deze thematiek promoveert ds. B. A. T. (Arjan) Witzier (51), predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), woensdag aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Dan verdedigt hij zijn dissertatie, getiteld ”Lezen in het licht van de Geest. Hermeneutische implicaties van het nieuwtestamentische spreken over het verlichtende werk van de Heilige Geest”, uitgegeven bij KokBoekencentrum en vanaf 22 september in de boekwinkel verkrijgbaar.
Ds. Witzier, geboren in ’s-Gravendeel, was van 1996 tot 2010 predikant van de Igreja Evangélica Reformada de Carambeí-Colônia, in Brazilië. Sinds 2011 is hij predikant van de christelijke gereformeerde Barnabaskerk in Apeldoorn-Centrum.
Welk nieuw punt brengt u in uw proefschrift naar voren?
„Wat ik tijdens mijn onderzoek, waaraan ik vanaf 2006 met lange tussenpozen heb gewerkt, vooral heb ontdekt, is dat we in ons lezen en uitleggen van de Bijbel een bepaalde ruimte hebben, juist omdat de Heilige Geest in elk tijdperk en in elke cultuur verlichtend bezig is. Hij zorgt ervoor dat mensen de betekenis van de Bijbel ontdekken in hun eigen context. Dat levert voor een christen in de achtste eeuw een ander perspectief op dan voor een christen in de zestiende eeuw. En een Bijbellezer uit de eenentwintigste eeuw kan in een tekst of tekstgedeelte weer een andere betekenislaag ontdekken.”
Dat klinkt nog best abstract en algemeen. Noemt u eens een voorbeeld.
„Neem Luther. Hij begreep jarenlang niet hoe Gods rechtvaardigheid voor hem goed zou kunnen zijn. Tot hij in zijn exegetisch bezig zijn de ontdekking deed: God zoekt geen rechtvaardigheid bij mij, maar hij verkláárt mij rechtvaardig. Luther zei daar later over: „Toen ging de poort van het paradijs voor mij open.” Zijn nieuwe manier van Bijbellezen heeft hij daarna gedeeld met anderen. En die werden er ook door gegrepen. En zo is Gods Geest in die tijd verlichtend en vernieuwend bezig geweest, tot zegen van de kerk.
Een ander voorbeeld: in de vorige eeuw zag je de opkomst van de pinksterkerken, waar meer aandacht kwam voor de gaven van de Geest en voor de toerusting van mensen. Ook dat zie ik als vernieuwend bezig zijn van de Heilige Geest.
Denk, tot slot, ook aan de plek die we aan Israël geven. Lange tijd was in de kerken de vervangingsleer dominant, al was er soms wel oog, zoals in de Nadere Reformatie, voor de bijzondere beloften voor het oude volk van God. Maar vooral na de Tweede Wereldoorlog en het ontstaan van de staat Israël vond er in de westerse theologie een hele herbezinning plaats op Israël, doordat de context veranderde. Is daarin ook niet iets van leiding door de Geest aan te wijzen?”
Uw proefschrift verschijnt in een tijd dat in uw eigen kerkverband, de CGK, veel discussie is over hermeneutiek en over vrouwen in het ambt…
„Daarvan was ik me natuurlijk terdege bewust. Het slothoofdstuk van mijn proefschrift werd in de meeleescommissie precies besproken toen de CGK-synode over dit onderwerp vergaderde. Toen kwam ook de vraag op: moet je dit thema in je proefschrift niet noemen? Dat heb ik bewust niet gedaan. Dan ontstaat namelijk het gevaar dat mijn studie alleen op dit ene punt gelezen wordt.
Dat neemt niet weg dat het klopt dat mijn dissertatie alles met het actuele debat in de CGK te maken heeft. Leert de Heilige Geest ons in onze tijd en context misschien nieuwe dingen over de plaats van vrouwen in de kerk?”
Wat is uw antwoord op die vraag?
„Het grootste deel van mijn dissertatie bestaat uit een grondige exegese van een aantal teksten uit het Nieuwe Testament die iets zeggen over de verlichting door de Heilige Geest. Het zijn teksten uit Paulus’ brieven aan Korinthe en aan Efeze, uit het Evangelie van Johannes en uit de brieven van Johannes. Denk aan: „Maar God heeft het ons geopenbaard door zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods.” Of: „De letter doodt, maar de Geest maakt levend.”
Uiteindelijk trek ik dan uit al die exegeses enkele conclusies. Zoals dat de Geest nodig is om de Bijbel echt te begrijpen en in het juiste perspectief te zien.
Verder komt vooral uit teksten over de Parakleet naar voren dat de Geest ervoor zal zorgen dat datgene wat Jezus leerde ook in nieuwe situaties betekenisvol zal zijn. Denk aan Jezus’ uitspraak in Johannes 14: „Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb.”
Dergelijke Schriftgegevens laten volgens mij zien dat we er voor open moeten staan dat de Heilige Geest ons, in een heel andere samenleving dan die van tweeduizend jaar geleden, nieuwe dingen leert. Ook over de verhouding tussen mannen en vrouwen in de kerkelijke gemeente.”
U zegt: we moeten open staan voor de mogelijkheid. Maar hoe kom je er als christelijke gemeente nu achter of de Geest op dit punt daadwerkelijk nieuwe wegen wijst?
„Dat is niet gemakkelijk. Wij kunnen de werking van de Heilige Geest niet met een druk op de knop aanzetten. Wel weten we uit de Bijbel dat de Geest op bepaalde plekken en op een bepaalde manier werkt. In mijn proefschrift spreek ik over lichtkringen van de Geest, waar wij onszelf in kunnen begeven.
Zo kunnen en moeten we met elkaar de Bijbel lezen en om de Geest bidden. We moeten daarbij zorgvuldig luisteren naar de mening van anderen, en er niet bij voorbaat van uitgaan dat onze eigen, wellicht traditionele mening de juiste is. Laten we bescheiden zijn over onze eigen duiding van de Schrift en oprecht nieuwsgierig zijn naar wat medegelovigen, ook uit andere culturen of tradities, door hun Bijbellezen ontdekten.
Tegenwoordig zie je in veel Bijbelcommentaren dat men, als het even lukt, bij een bepaalde perikoop een stukje geschiedenis van de exegese vermeldt. Hoe is over deze perikoop in de loop der eeuwen gedacht? En hoe lezen wij hem nu? Ik vind dat erg mooi. Zo doe je recht aan de Bijbel én aan hoe de Geest de Schriftwoorden door de eeuwen heen aan de mensen te verstaan heeft gegeven.”
Nu zou het toch goed kunnen dat, ook al heeft een gemeente of kerk de weg van aandachtig lezen en nieuwsgierig luisteren gevolgd, de cgk van Zwolle uiteindelijk toch zegt: De Bijbel geeft ruimte voor vrouwen in het ambt, terwijl de cgk van Barendrecht blijft zeggen: De Bijbel verbiedt dit zonneklaar.
„Het moeilijke aan het vraagstuk van vrouwen in het ambt is dat het al snel een zaak van ja of nee lijkt te zijn. Je doet het als gemeente wel of je doet het niet. Terwijl het in de Bijbel niet zo zwart-wit ligt, al was het maar omdat je onze ambtsvisie –de indeling in ouderling, diaken en dominee– niet rechtstreeks uit Gods Woord kunt halen.
Daarom zal mijn boek dé oplossing niet worden voor de problemen waarmee de CGK momenteel kampen. Wel hoop ik dat mijn studie onze kerken zal helpen om met elkaar de mogelijkheid onder ogen te zien dat zelfs binnen een klein kerkverband als het onze contexten zo verschillend kunnen zijn, dat de één bij het lezen van de Bijbel zegt: Nee, vrouwen in het ambt kunnen niet, terwijl anderen zeggen: Bij ons kan en moet het wel.
Ik kan me goed voorstellen dat men in een traditionele gemeente zegt: Bij ons past dit niet, er is geen behoefte aan. Maar neem je een gemeente die meer aanhangt tegen de evangelische wereld, waar veel vrouwen hoogopgeleid zijn en leidinggevende functies bekleden in de samenleving, dan kan de vraag prangend worden: Waarom kan ik wel directeur van een groot bedrijf zijn, wethouder of rechter, maar kan ik in de kerk geen leiding geven?
Dat dwingt zo’n gemeente de Schrift nog eens goed te lezen met de vraag: Wat zeggen de diverse teksten die hierover gaan nu echt? Hebben we ze in het verleden wel goed en compleet gelezen?”
Toch wordt het wel heel lastig als in één land en in één kerkverband de Geest tegen de ene gemeente iets anders zou zeggen dan tegen de andere.
„Uiteindelijk zal de oplossing van het probleem alleen liggen in de Geest, Die ons als kerken de weg zal wijzen. We zullen moeten luisteren naar Gods Woord én naar elkaar. Het zou me een lief ding waard zijn als mijn studie daarin op een of andere manier dienstbaar zou kunnen zijn, om die luisterhouding te versterken. Stellen we ons daar echt open voor de mogelijkheid dat de Geest mensen nieuwe dingen laat ontdekken en ons in onze tijd een nieuw perspectief wijst?
Tegelijk ben ik de eerste om te erkennen dat je voor allerlei vernieuwende ideeën niet zomaar de leiding van de Heilige Geest mag claimen. Want zoals je ervoor moet oppassen een bepaalde, traditionele lezing van de Schrift als de voor eens en altijd enige juiste te benoemen, bestaat er net zo goed het gevaar van het omgekeerde.
Zeg dus enerzijds bij verschil van mening niet te snel: Dit past niet binnen een gereformeerde Schriftvisie. Daarmee sla je elke discussie namelijk bij voorbaat dood.
Maar zie anderzijds onder ogen dat het zo kan zijn dat, als je ruimte vraagt voor vrouwen in het ambt of voor duurzame relaties tussen twee mannen of vrouwen, je dat alleen maar doet vanuit het moderne idee dat zulke dingen in onze tijd nu eenmaal moeten kunnen. En dat hier dus géén sprake is van verlichting door de Heilige Geest.”