„Duitsers vervreemden van christelijk geloof”
„De theologie moet zich ernstig afvragen wat zij de moderne mens kan bieden”, vindt prof. dr. O. Hofius, hoogleraar Nieuwe Testament aan de Eberhard H. Karlsuniversität in Tübingen. Over zijn vaderland maakt hij zich zorgen. „De meest elementaire dingen van het christelijk geloof raken er onbekend. Op een gymnasium weten ze vaak niet wie Paulus is.” Hij was gisteren te gast aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn.
Prof. Hofius raakte bekend door zijn studies over de apostel Paulus. Daarvan verscheen in 1989 het eerste en deze maand het tweede deel. Prof. Hofius vindt dat de reformatorische theologie Paulus het best begrepen heeft. „Dat is tegenwoordig een omstreden positie. Ik vind dat Luther en Calvijn goed ingezien hebben dat de kern van de leer van Paulus de rechtvaardiging door het geloof is. De apostel stelt dat alle mensen, Jood en heiden, voor God verloren zijn en dat het behoud alleen in Christus te vinden is. De drie sola’s van de Reformatie -door geloof, genade en het Woord alleen- vormen een juiste interpretatie van de boodschap van Paulus. Waar aan toe te voegen is dat het gepredikte Evangelie in mensen het geloof werkt.”
Prof. Hofius wil, evenals prof. dr. J. van Bruggen in zijn recente werk over Paulus, zich distantiëren van een anti-Joodse interpretatie van de heidenapostel. „Paulus zag het Jodendom niet als een wetsreligie, maar als een religie van genade. God heeft Israël de wet gegeven om in het verbond te blijven. Wie afvalt van de wet, is ook voor de Jood een goddeloze. Voor Paulus is de wet geen heilsmiddel meer. Hoewel hij het Jodendom niet als een wettische religie van verdienste beschouwt, acht hij het niet mogelijk door de wet zalig te worden.”
In deel twee van prof. Hofius’ studies over Paulus zijn diverse opstellen over Paulus gebundeld, zoals een vergelijking van Adam en Christus in Romeinen 5 en een bijdrage over Romeinen 7, waarin hij overigens zegt van de positie van de reformatoren en Kohlbrugge af te wijken. Die stelden namelijk dat het in Romeinen 7 gaat om de interne strijd in de gelovige. Volgens de Duitse theoloog gaat het in Romeinen 7 over de mens zonder Christus. „Paulus spreekt over de tijd dat hij in het vlees was, maar nu is hij in Christus. Romeinen 8 zie ik als de uitleg van Romeinen 6 en 7. De strijd tussen de oude en de nieuwe mens is er wel bij Paulus, maar die vinden we in Galaten 5, niet in Romeinen 7. Als Paulus zegt: „Wat ik wil, dat doe ik niet”, dan gaat het over de mens zonder Christus. Je kunt je dan afvragen of een niet-wedergeborene dan het goede wil dat hij niet kent. Mijn oplossing is dat Paulus hier een terugblik geeft op het historisch bestaan van de mens als zondaar en schepsel van God. Ik vind dat je de exegese van Kohlbrugge over de uitspraak van Paulus („ik ben vleselijk”) niet op een christen kunt toepassen. Want vleselijk wil zeggen: absoluut tegen God.”
De Tübinger Paulus-kenner vindt niet dat Paulus verantwoordelijk is voor de scheiding tussen Jodendom en christendom, zoals vaak wordt beweerd. „Wel heeft zijn optreden geleid tot de zelfstandigheid van de christelijke gemeente. Paulus heeft niet de Joodse visie op de wet aangehangen, maar heeft het Jodendom nooit veracht. De scheiding valt meer in de houding tegenover de persoon van Jezus Christus. Ik vind het gevaarlijk om te spreken van een absoluutheidsaanspraak van het christendom, omdat men dan waarde hecht aan een religieuze beweging. De brieven van Paulus verdedigen Christus. Tegenover de Galaten keert hij zich tegen de opvatting dat het heil in Christus én in de thora van de Sinaï zou liggen. Bij de Korinthiërs keert hij zich tegen de combinatie van Christus en bepaalde wijsheidspretenties.”
Bij een reformatie of opwekking in de kerk grijpen velen terug naar de brieven van Paulus. Hofius verklaart dat uit het feit dat Paulus een systematisch denker was en vooral de visie op de genade van God onderstreept. „Genade is iets dat je niet verdient door je eigen prestaties. Dat heeft ook voor deze tijd zijn waarde en is een belangrijke bijdrage voor de humaniteit”, aldus prof. Hofius.
De Duitse theoloog doceert al sinds 1980 uitleg van het Nieuwe Testament in Tübingen. Theologie wordt in Duitsland gedoceerd aan de staatsfaculteiten. De theologische faculteiten hebben geen kerkelijke binding, maar de meeste hoogleraren zijn wel lid van een kerk. In Tübingen zijn de meesten luthers, Hofius is gereformeerd (”reformiert”) en zijn nieuwtestamentische collega is methodist. Behalve de staatsfaculteiten zijn er in Duitsland enkele vrije theologische faculteiten, die ontstaan zijn uit de kerkstrijd, en sinds een aantal jaren is er de Evangelische Theologische Fakultät in Giessen, die echter niet officieel erkend is.
Tübingen geldt in Duitsland als „conservatief”, zo zegt Hofius. Eind jaren tachtig zorgde de oudtestamenticus Eta Linnemann voor de nodige ophef, omdat ze het theologische klimaat van de Duitse theologie aan de universiteiten geheel geïnfiltreerd zag door de historisch-kritische theologie. Prof. Hofius vindt dit een te massief oordeel. „Linnemann heeft als leerling van Bultmann en Fuchs wel een heel radicale ommezwaai naar de evangelicalen gemaakt. Ikzelf gebruik het historisch-kritisch denken, maar zie dat als niet meer dan een methode om te lezen wat er in een tekst staat. Ik kan de waarheidsaanspraak in een tekst via deze methode ontdekken, maar of de tekst waar is, valt buiten het historisch-kritisch onderzoek en is een zaak van het geloof.”
Ondertussen gaan de zorgen de theologie in Duitsland niet voorbij. Er wordt gesnoeid in het aantal leerstoelen en de terugloop van theologiestudenten is dramatisch. Toen prof. Hofius in 1980 begon, waren er 2000 studenten in Tübingen, in 1982 zelfs 2200, maar nu is dat aantal teruggezakt tot 450. „Dat heeft te maken met bezuinigingen die de kerk doorvoert op de theologische faculteiten. De kerk is niet in staat om alle theologiestudenten een plaats in de kerk te garanderen. Vandaar dat afgestudeerden terechtkomen in het bedrijfsleven of andere beroepen, bijvoorbeeld als psychologisch adviseur. Ik ken goede theologische studenten die graag een plaats in de kerk willen krijgen, maar geen plaats kunnen krijgen. Dat is een grote tragiek.”