Identiteit mag geen sausje zijn
Levensbeschouwing weegt niet zo zwaar meer bij de keuze van zorginstelling of school. Instellingen moeten hun identiteit beter door laten klinken, stelt Dolf Lok.
En dan mag identiteit geen sausje zijn, maar moet het deel uit maken van heel de werkwijze. De levensbeschouwelijke richting van het onderwijs doet er steeds minder toe, zo bleek uit het vorige week verschenen rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over de schoolkeuzefactoren. Het belang van levensbeschouwing blijkt bij de schoolkeuze snel terug te lopen.
Dan het eerder dit jaar verschenen TNS NIPO-rapport over vraagpeiling in de zorg. Een van de conclusies van dat onderzoek trok veel aandacht: de levensbeschouwelijke identiteit van de zorgaanbieder is voor grote groepen zorgvragers niet meer het eerste criterium. Andere elementen blijken meer gewicht in de schaal te leggen.
Bij het bekend worden van zulke resultaten zijn er altijd weer politici die roepen dat bijzonder onderwijs en christelijke zorginstellingen beter samen kunnen gaan met algemene instellingen. Hebben zulke scholen en zorginstellingen nog wel bestaansrecht?
Werkelijkheid
De werkelijkheid biedt nog volop mogelijkheden. Bijna overal zijn christelijke scholen te vinden: basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs in verschillende vormen. Bijna overal tref je christelijke zorg aan: verzorgingshuizen voor ouderen, verpleeghuizen, zelfs enkele ziekenhuizen. Christelijke organisaties voor thuiszorg en kraamzorg hebben een steeds groter werkgebied. De geestelijke gezondheidszorg werkt vanuit een aantal hoofdvestigingen, maar komt overal. Hetzelfde geldt voor de jeugdzorg. De christelijke gehandicaptenzorg laat ook een mooie verspreiding zien.
Het TNS NIPO-rapport kopt: ”Meerderheid gaat niet naar christelijke instelling”. Het best scoort nog de categorie verzorging en verpleging met 64 procent. De thuiszorg (29 procent), kraamzorg (32 procent) en gehandicaptenzorg (37 procent) komen het laagst uit de bus.
Toch blijkt uit hetzelfde onderzoek dat de geloofsovertuiging een belangrijke rol speelt in het leven van de zorgontvanger. Een sterke rol zegt gemiddeld ruim 70 procent en als je daar ook bij telt de groep met het antwoord ”ja, enigszins” kom je op een score van zelfs 90 procent van mensen voor wie levensbeschouwing weegt bij de keuze voor hulp binnen de vier genoemde sectoren. Het rapport concludeert: „Hoewel het geloof dus zeer belangrijk is voor de zorgontvangers, gaat de meerderheid toch naar een algemene instelling. Een reden hiervoor zou het gebrek aan keuzemogelijkheden kunnen zijn. Ook is het mogelijk dat zorgontvangers binnen een beperkt gebied kijken en dus weinig keuzemogelijkheden ervaren.”
Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat christelijke zorginstellingen nog onvoldoende naar binnen en naar buiten uitdragen wat de werkelijke meerwaarde is van hun christelijke identiteit. Wat maakt het verschil? Waarin is die levensbeschouwelijke richting dan onderscheidend?
Noodzaak
Schaalvergroting en samenwerking komen zowel in zorg als in onderwijs voor en zullen nog toenemen. Bezuinigingsnoodzaak hangt nog steeds boven de markt. Zorginstellingen en scholen zullen steeds meer marktgericht moeten denken. Het worden ondernemingen.
Voor de zorg komen daar nog bij de modernisering van de AWBZ en de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
De zorgmarkt groeit snel door de vergrijzing, terwijl door dezelfde oorzaak de onderwijsmarkt krimpt.
Kwaliteit
Identiteit is geen los verkrijgbare toevoeging aan het onderwijspakket of een sausje over de zorg. Een school kan niet volstaan met het antwoord: „Wij hebben ook een uur godsdienst en vieren Kerst en we doen de jaaropening samen in de kerk.” Een zorginstelling niet met: „Wij hebben een geestelijk verzorger en zondags hebben we een rechtstreekse verbinding met drie kerken en rond de christelijke feestdagen besteden we daar extra aandacht aan in huis.” Dan zou het algemeen of openbaar zijn plus iets extra’s. Zo willen algemene instellingen en openbare scholen nog wel eens reclame maken in de richting van mensen met een levensbeschouwelijke identiteit.
Identiteit is meer. Identiteit doortrekt heel het onderwijs en heel de zorg. Identiteit is onlosmakelijk met kwaliteit verbonden.
Vragen die door ouders en hun kinderen, door zorgvragers, maar ook door politici gesteld mogen worden naar de legitimiteit van de levensbeschouwelijke identiteit, moeten door scholen en zorginstellingen beantwoord kunnen worden.
De identiteit dient goed verankerd te zijn. Daarop gebaseerd is er een deugdelijke verantwoording van die identiteit. Alle betrokkenen zouden in staat moeten zijn de identiteit helder te verwoorden. En die identiteit zou in heel de organisatie herkenbaar doorleefd moeten zijn, voelbaar en waarneembaar.
Uitdaging 2005
De eerder genoemde rapporten geven signalen. Ze vormen een uitdaging, die van overheidswege versterkt wordt. De overheid zegt: „Prima als jullie eigen scholen of zorginstellingen willen, maar maak de noodzaak duidelijk, geef het onderscheid klip en klaar aan en maak in de praktijk waar wat je met de mond belijdt.”
Dat kan, maar het vraagt tijd en aandacht. Er ligt al heel veel materiaal als resultaat van studie en bezinning. Een paar voorbeelden: In december verscheen de nota ”Van ideaal naar werkelijkheid. SGP-visie op onderwijs”. Het rapport benadrukt voor de toekomst de samenhang tussen identiteit en pedagogiek en didactiek: „Het onderwijs van de 21e eeuw speelt in op de maatschappelijke diversiteit. Het probeert recht te doen aan verschillen in opvatting over onderwijs, aan capaciteiten, aan verschillen in individuele voorkeuren en interesses en aan culturele verschillen. Godsdienst en levensbeschouwing zijn daarbij het ordenende principe voor het onderwijs en tevens de intrinsieke kracht ervan. Direct verbonden met de levensovertuiging is het pedagogisch klimaat en de visie op leren.”
Twee christelijke zorginstellingen in Friesland, Zorgcombinatie Interzorg in Ferwert en Talma Sionsberg in Dokkum, vertegenwoordigen de hele zorgketen van ziekenhuis, ouderenzorg, thuiszorg en maatschappelijk werk. Moderne, goed uitgeruste instellingen in het noorden van Friesland. Uit onderzoek blijkt dat de doorsnee zorgvrager het onderscheid in identiteit onvoldoende opmerkt.
Het zijn deze twee zorginstellingen die ronduit uit willen komen voor hun christelijke identiteit. In het bestuur van Ferwert zijn zestig Friese kerkenraden vertegenwoordigd en in Dokkum dragen de kerken de leden van de raad van toezicht voor. Wat een kansen biedt dat om samen die identiteit te verwoorden en je eigen te maken. En deze dan ook uit te dragen, ook en vooral in de kerken waar de zorgvragers elke zondag komen. Geloof en zorg, daar bid je voor, daar werk je aan en daar kies je voor.
Paard
De voorbeelden zouden met vele andere aangevuld kunnen worden. Neem christelijke verzorgingshuizen die noodgedwongen moeten fuseren of samenwerken met algemene huizen. Dan komt het er extra op aan dat je je identiteit waarmaakt.
Huizen die de zorgvraag vanuit levensbeschouwelijke keuzes zien afnemen. Werk aan de winkel! Het is niet te laat, al denken sommigen dat.
Er liggen nog zo veel mogelijkheden. Vorig jaar verscheen het boeiende boek ”Normen op hun waarden geschat” met tal van goed bruikbare gedachten vanuit kerk, onderwijs en organisaties voor de praktische vertaalslag van de identiteit. Daarin citeert J. van der Graaf woorden van A. A. van Ruler die regelmatig de vergaderingen van de gemeenteraad bezocht: „Ik bid elke zondag voor jullie, ik kom eens kijken wat het uitwerkt.” Dat geldt niet alleen voor de politiek, maar ook voor de zorginstellingen en de scholen.
Honderdduizenden mensen, misschien wel meer dan 1 miljoen, hebben belang bij christelijk onderwijs en christelijke zorg. De overheid en zorgverwijzers moeten inzien dat de levensbeschouwelijke identiteit geen sausje, maar geïntegreerde kwaliteit is met een hoge meerwaarde. Misschien wel het best te typeren als ”zoutend zout”.
De auteur is als adviseur nauw betrokken bij zorg en onderwijs.