Rotterdam onderbouwt woonbeleid onvoldoende
Het woonbeleid van het Rotterdamse stadsbestuur was de afgelopen jaren niet in balans met de werkelijke woningbehoefte van de Rotterdammers, concludeert de Rotterdamse Rekenkamer.
In een 236 pagina’s dik rapport over Woonvisie, zoals het Rotterdamse woonbeleid sinds 2015 heet, spreekt de rekenkamer van „weinig betrouwbare cijfers.” Volgens de rekenkamer worden in de stad te veel woningen in het hogere prijssegment ontwikkeld en te weinig gebouwd in de middencategorie en de sociale sector. In de Woonvisie staat dat in Rotterdam aantrekkelijker woningen moeten worden gebouwd voor de middeninkomens en hogere inkomens om zo de uitstroom van deze groepen uit de stad te stoppen.
De gemeente zit volgens de rekenkamer mis wat betreft het aantal Rotterdamse huishoudens per inkomensgroep. „In de voortgangsrapportages van de gemeente zijn die niet volledig in beeld gebracht. Door deze en andere problemen zijn de cijfers die het gemeentelijk woonbeleid onderbouwen, wankel. De analyse van de rekenkamer van de beschikbare en beperkte cijfers maakt duidelijk dat het percentage goedkopere woningen in Rotterdam in de periode 2015-2020 sterk afnam, terwijl het aandeel lage-inkomenshuishoudens ongeveer gelijk gebleven is.”
De rekenkamer concludeert verder dat de Rotterdam cijfers gebruikte die minder exact en volledig waren dan dat zij presenteerde. „De gemeente gebruikt bijvoorbeeld cijfers over het prijspeil van de particuliere huurvoorraad die weinig betrouwbaar zijn. Verder kijkt ze naar WOZ om te weten hoeveel woningen er van elke prijsklasse staan. WOZ-waarden lopen echter altijd twee jaar achter op de markt.”
Asociaal
In de stad werd de afgelopen jaren veelvuldig gedemonstreerd tegen het woonbeleid. Het oordeel van de rekenkamer is voor oppositiepartij SP geen verrassing. „De woonvisie moet van tafel want die deugt niet. De raad moet direct afscheid van deze asociale woonvisie.”
Volgens de ChristenUnie, die in het vorige college zat, was er „veel overleg met bouwers, corporaties en beleggers, maar nauwelijks met woningzoekenden. Signalen van die groep hebben niet tot aanpassing geleid.”