Enkel licht
Psalm 36:10
„Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.”
God zal Zijn stralen over al deze wateren doen schijnen, want het licht woont bij God. Als we onder deze wateren de liefde van God verstaan, die volgens Paulus wordt uitgestort in het hart, dan wordt deze aangeduid als een vloed in dorre plaatsen. Het is een rivier die het hart verheugt; dan zal dit water zonder twijfel door deze stralen beschenen worden, want wie liefheeft, blijft in het licht. De Heere ontdekt een zondaar nooit aan Zijn liefde, zonder hem ook te verlichten. Bloed en liefde helen al onze geestelijke kwalen. Deze genezing gaat altijd gepaard met licht: „U daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen” (Maleachi 4:2). De opgaande zon en de zaligmakende genezing komen tegelijkertijd. Hoe zou dat anders kunnen, als Hij in het licht woont en het licht bij Hem?
Onder deze wateren kunnen we echter ook de mensen verstaan, want zoals de zee eb en vloed kent, zo gaat het ene geslacht en komt het andere. In Jesaja worden de sterke wateren beschouwd als de koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid (Jesaja 8:7). Van de wateren waarop de hoer van Babylon zit, wordt dezelfde uitleg gegeven: „En hij zei tot mij: De wateren, die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken, en scharen, en natiën, en tongen” (Openbaring 17:15).
William Huntington, predikant te Londen
(”Een gewillig volk door de liefde van Christus”, 1835)