Kerk & religie

Gods opperzalen

Psalm 104:3a

William Huntington
26 August 2022 07:13
beeld RD
beeld RD

„Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren.”

De Heere woont in het licht en het licht woont bij Hem. Ja, Hij is het Licht Zelf en bedekt Zich met het licht als met een kleed. Daarom wordt Hij aangeduid als de Zon, waarmee de Kerk is bedekt, de Zon der gerechtigheid en der heerlijkheid voor de Kerk, zowel in haar strijdende als in haar triomferende staat. Het komt mij voor dat deze goddelijke stralen van de onuitsprekelijke heerlijkheid de zomen van Zijn mantel zijn die de tempel vervulden (Jesaja 1:6). Want David zegt dat Hij bedekt is met het licht als met een kleed en dat de stralen van Zijn goddelijke heerlijkheid het gevolg zijn dat Hem bij al Zijn openbaringen aan de mensenkinderen vergezelt, want Hij woont in het licht en het licht woont bij Hem. Deze zeer heerlijke stralen der heerlijkheid worden, naar mijn mening, bedoeld in Psalm 104:2. Wat wij bedoelen met het woord ”stralen” is te zwak, te gebrekkig en te min voor deze kamers.

„Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren.” Hiermee kan de hemel zelf bedoeld worden, zoals blijkt uit de volgende woorden: „Geen spraak en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft daarin een tent gesteld voor de zon” (Psalm 19:4,5a).

William Huntington,
predikant te Londen

(”Een gewillig volk door de liefde van Christus”, 1835)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer