Behoedzaam varen over harde rotsgrond
Normaal gesproken kan ons schip, de Johanna-M, 3262 ton (bijna 3,3 miljoen kilo) aan vracht vervoeren. Bijvoorbeeld kolen, veevoer of schroot vanuit Rotterdam naar een locatie in Duitsland en terug. Door de lage waterstanden kunnen we ons schip al enkele maanden niet meer helemaal volladen. Sterker, vorige week kon maar één vijfde van het totale laadvermogen mee: zo’n 700 ton kolen, voor een grote elektriciteitscentrale bij Mannheim. Dat was gezien de waterstand in de Rijn het maximum.
Met zo weinig lading reageert een schip in lastige situaties heel anders dan normaal. Dat komt doordat ze veel hoger ligt. Zelfs iets hoger dan leeg. Dat zit zo: leeg steekt ons schip op haar diepste punt 1,50 meter in het water. Dat is achterop, bij de schroef, door het gewicht erboven: denk aan de hoofdmotor, de brandstoftanks en de opbouw.
Om zo veel mogelijk te kunnen laden, moet de meeste vracht vóórin komen. Met 700 ton voorin ligt het schip recht, met een diepgang van zo’n 1,40 meter. Maar de scheepsschroef van 1,80 meter hoog steekt dan nog verder boven water uit dan bij leeg varen. Hierdoor neemt ze veel lucht mee, in plaats van water. Dit maakt het manoeuvreren en afremmen lastiger, want de lading weegt óók mee. Zeker achteruitslaan is dan een probleem: daarvoor kunnen we alleen de boegschroef, voorop, gebruiken. Maar die heeft veel minder kracht.
Nagenoeg alle schippers varen nu veel rustiger om de waterverplaatsing tegen te gaan. Als we veel gas geven, trekt de schroef het schip omlaag. Met zulk laagwater kunnen we dan de bodem raken.
Bij een zachte zandbodem is dat niet erg, maar rondom de Loreley, een hoge rots onder Koblenz, varen we boven harde rotsgrond. Dan kan het gevaarlijk zijn.
Een kleine lading heeft wel financiële voordelen: het laden en lossen gaat sneller dan normaal, waardoor je vaker kunt varen. Intussen zijn er veel meer schepen nodig om de totale partij te vervoeren. Schippers hebben dus veel meer werk. Om toch voldoende schepen te krijgen bieden onze klanten, de verladers, meer geld. Dat drijft de prijzen op. Voor een kleine lading krijgen we nu méér betaald dan normaal voor een volledige vracht.
Voor de korte termijn is dit leuk. Maar voor de lange termijn weet ik dat niet. Want verladers vinden vervoer per trein of vrachtwagen straks misschien wel aantrekkelijker. Dat is normaal wel veel sneller, maar ook veel duurder.
Trouwens, drogeladingschepen zoals de Johanna-M hadden de laatste tijd al genoeg werk: door de Russische gascrisis moeten er veel meer kolen naar Duitsland. We profiteren hier als binnenvaart erg van, maar door het laagwaterpeil niet optimaal.
De actuele en verwachte Rijnwaterstanden houden we iedere dag in de gaten. Eind vorige week heeft het in Zwitserland en Duitsland behoorlijk geregend, dus er komt een extra golfje hierheen. Maar hoeveel er in de Nederlandse rivieren komt moeten we afwachten; alles is erg droog, en het land neemt veel water op.
Afgelopen maandag hebben we weer kolen geladen, voor Frankfurt am Main. Vanwege de komende peilstijging op de Rijn konden we wat meer meenemen: in totaal 1025 ton. Minder dan gehoopt, want deze vracht krijgen we per ton betaald, maar donderdag moeten we in Frankfurt lossen. We hadden hierdoor geen tijd om te wachten op vrijdag, als de extra golf de Waal bereikt. Vooral bij Nijmegen is die rivier erg ondiep, en er liggen veel stenen. Zondag sloeg een ander schip daar nog lek. En hoger op de Rijn, in het zuiden van Duitsland, daalt het peil alweer snel. Daar moeten we dus ook mee rekenen.
De weermensen verwachten niet veel regen meer, de komende weken. Dus we zijn nog niet van het lage water af, helaas.
De ervaringen van binnenvaartschipper Arie Verheij opgetekend door Dick den Braber.
Zie ook de rubriek ”Van A naar B” op de Achterkrant.