Wilskrachtige koning Willem I liet economie weer draaien
Woensdag is het 250 jaar geleden dat koning Willem I het levenslicht zag. Vandaag zijn de invloeden van deze zogeheten koopman-koning nog altijd merkbaar in de Nederlandse economie.
Als in 1813 een einde komt aan de Franse overheersing, keert Willem Frederik –de zoon van de verjaagde stadhouder Willem V– vanuit Engeland terug naar Nederland. Hij moet als soeverein vorst het land gaan leiden. Hiermee komt een eind aan het tijdperk van de stadhouders. Willem wil onder meer de haperende motor van de Nederlandse economie weer aan de praat krijgen.
Nederland staat er in economisch opzicht namelijk beroerd voor. De staatsschuld bedraagt 1,8 miljard gulden; anno 2022 vergelijkbaar met 14 miljard euro. Dat was een astronomisch bedrag in die tijd. Maar het kersverse staatshoofd laat zich niet afschrikken.
Willem richt in 1814 een instituut op dat nog steeds bestaat: De Nederlandsche Bank (DNB). Door een centrale bank in het leven te roepen die kredieten verstrekt aan ondernemingen en bankbiljetten drukt, wil hij een impuls geven aan het economisch herstel.
Tegenwoordig werkt DNB samen met de Europese Centrale Bank (ECB) en andere centrale banken binnen het eurogebied om voor prijsstabiliteit te zorgen. Daarnaast ziet DNB erop toe dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen hun financiële verplichten nakomen.
Wapenfeiten
De Zuidelijke Nederlanden, het huidige België, worden in 1815 bij het noordelijke koninkrijk gevoegd. Daarmee komt voor Willem –die inmiddels als koning Willem I door het leven gaat– het beste van twee werelden samen. Hij wil dat het sterk geïndustrialiseerde zuiden volop consumptiegoederen produceert waarmee koopmannen uit het noorden, het huidige Nederland, vervolgens over de hele wereld handel kunnen drijven.
Willem I laat bestaande waterverbindingen opknappen en nieuwe aanleggen om het handelsverkeer te stimuleren. Het Noordhollandsch Kanaal –dat van Den Helder naar Amsterdam loopt en in 1824 in gebruik wordt genomen– staat te boek als één van zijn imponerendste wapenfeiten. Tot de opening van het Noordzeekanaal in 1876 is deze waterweg de belangrijkste verbinding van de hoofdstedelijke haven met de Noordzee.
In totaal zouden op last van Willem I honderden kilometers aan wegen worden aangelegd. Aan het einde van zijn bewind, in 1839, laat hij de eerste spoorweg van het land aanleggen; vanaf dat jaar rijden treinen af en aan tussen Amsterdam en Haarlem. Dankzij de sterk verbeterde infrastructuur leeft de Nederlandse economie op.
Cultuurstelsel
Het koninkrijk bestaat naast een noordelijk en een zuidelijk deel in Europa ook nog uit koloniën, waarvan het toenmalige Nederlands-Indië de belangrijkste is. Ook dit rijksgebied moet een behoorlijk steentje bijdragen aan het economisch herstel. Daarom richt Willem in 1824 de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) op.
De NHM int op de Indische archipel belasting in natura volgens het zogeheten cultuurstelsel. Dit houdt in dat de lokale bevolking 20 procent van de landbouwgrond moet gebruiken om daarop gewassen te verbouwen voor de Nederlandse markt, zoals koffie, tabak en rietsuiker. De NHM verkoopt de producten vervolgens in Europa. Zo maakt Willem I een echt wingewest van deze kolonie.
Ondertussen komt in Twente en Noord-Brabant de textielindustrie op gang. De NHM exporteert de Nederlandse kleding naar Indië. Ook dit draagt bij aan de Nederlandse welvaart. Uiteindelijk is uit de handelsmaatschappij, na diverse fusies, ABN AMRO voortgekomen; nog altijd een grootbank in Nederland.
Onvrede
De ijver die de onvermoeibare Willem I aan de dag legt voor het economisch herstel van de Lage Landen, levert hem de bijnaam koopman-koning op. Niet iedereen is echter tevreden met de ondernemende vorst. Zijn eigenzinnige en soms autoritaire stijl van regeren is mikpunt van kritiek.
Vooral in het zuiden van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden borrelt het. Zo probeert Willem I de invloed van de protestantse kerk te vergroten én wil hij dat iedereen in het land Nederlands spreekt. Dit valt slecht in het overwegend rooms-katholieke zuiden, waar het Frans –met name in hogere kringen– erg populair is.
Ook op economische gronden heerst er onvrede. De zuiderlingen voelen zich voor het karretje gespannen: zij mogen volop produceren om de Nederlandse staatsschuld weg te poetsen. De opbrengsten vloeien linea recta weg richting de staatskas in Den Haag, zo luidt de kritiek.
Scheuring
Ook het parlement roert zich. Om de bedrijvigheid te stimuleren schreef Willem I vele miljoenenleningen uit. Dat deed hij op eigen houtje, dus buiten de parlementariërs om. Die vinden het uitgavenpatroon van de koning maar ondoorzichtig en eisen meer inspraak in de Rijksfinanciën. De staatsschuld neemt namelijk rap toe.
In 1830 komen de zuiderlingen in opstand. Willem I stuurt het leger eropaf, maar een scheuring van zijn koninkrijk weet hij niet af te wenden. Totdat hij morrend akkoord gaat met de Belgische zelfstandigheid in 1839, houdt Willem I in de zuidelijke provincies zijn troepen gestationeerd. Dit loopt enorm in de papieren; als zijn zoon Willem II in 1840 het stokje overneemt, bedraagt de staatsschuld –die eerder fors was verminderd– naar schatting 1,3 miljard gulden.
Zelfbewustzijn
Ondanks de rode cijfers aan het eind van zijn bewind lijkt Willem I wel een mentaliteitsverandering bij het volk teweeg te hebben gebracht. Historici omschrijven Nederland bij zijn aantreden als „een vermoeide natie van conservatieve kooplieden, bezadigde renteniers en een grote massa paupers.” Dankzij de inspanningen van deze vorst herwon het land in zekere mate zijn zelfbewustzijn en durf. Tot op de dag vandaag hebben Nederlanders nog altijd het imago een ondernemend volk te zijn.