God des aanziens
Genesis 16:13b
„Gij, God des aanziens; want zij zei: Heb ik ook hier gezien naar Dien Die mij aanziet?”
Och weet, dat al het arme volk aan wiens hart de Heiland met Zijn genade gewerkt heeft, graag zal willen uitroepen: U, God des aanziens, heb ik ook gezien naar Hem Die mij aanziet? Moest u niet juichend tot eer van vrije genade betuigen: O liefde, liefde overgroot! Mijn arme ziel was levend dood toen Jezus mij kwam trekken, ja, Zich geheel ten beste gaf, Zijn leven zelf, om mij uit ’t graf der zonden op te wekken. Hij riep, ik sliep, ’k sloot mijn oren, ’k wou niet horen, maar Hij drong mij door mijn hart, Zijn liefde dwong mij. Ja, zo blijft het het hele leven door, want dikwijls is de ziel van het begenadigde volk in de toestand van de bruid van Hooglied 5. Zij ligt vaak op een bed van lauwheid en zorgeloosheid te slapen. Wie is dan de eerste? Natuurlijk Jezus, de Heiland, Die zondaren liefheeft! Hij maakt Zijn slapende bruid wakker.
Dit staan aan de deur betekent ook dat Hij nog buiten het hart van deze Laodiceërs was. Dit bleek ook uit hun hele gesteldheid, zoals die ons in het begin van de brief getoond wordt. Zo is het met ons allen van nature. Wij missen Jezus. Wij mogen Hem in ons hoofd en hersenen hebben door puur verstandelijk begrip, of in onze mond door over Hem te kunnen spreken.
Th. Avinck, ouderling en oefenaar te De Bilt
(”12 Practicale verhandelingen”, 1784)