Column Henk Massink: Bucer en de boer
De reformatoren hadden niet alleen een visie op de kerk, maar ze hadden ook opvattingen over de manier waarop de samenleving dient te functioneren. Over de betekenis van werk, over de zorg voor de armen en over de economie, inclusief de landbouw. In het licht van de recente boerenacties is hier en daar al eens naar Luther verwezen. Hij bemoeide zich intens met de onvrede onder boeren in zijn dagen.
De boeren hadden indertijd in Memmingen in de ”Twaalf Artikelen” hun plannen opgeschreven. Zij wilden een einde maken aan de vergaande knechting door de adel. Ze wensten verder onder andere paal en perk te stellen aan het privatiseren van gemeenschappelijke gronden. De inwilliging van hun eisen zou hun zelfstandigheid en hun verdienvermogen vergroten. Luther was het eens met hun ideeën. Zijn steun aan de boeren hield echter op toen zij op gruwelijke wijze graaf Von Helfenstein en zeventig andere edelen om het leven brachten.
Het is minder bekend dat een andere reformator, Martin Bucer (1491-1551), zich eveneens met zoveel woorden uitsprak over de boer en zijn werk. Bucer schreef die gedachten op in zijn grote werk ”De Regno Christi” (vertaald: ”Over het Koninkrijk van Christus”). Hij schreef dit boek in Engeland, waarnaar hij in 1549 uitweek vanuit Straatsburg. Voortaan zette hij zich in voor de reformatie in Engeland. Bucer droeg zijn boek op aan de jonge Engelse koning Edward VI. Het was immers in de opvattingen van de reformatoren de taak van de overheid om te zorgen dat de nodige hervormingen hun beslag zouden krijgen.
Zoals gezegd, de reformatie ging over alle aspecten van de samenleving. Dat blijkt ook uit de inhoud van ”De Regno Christi”. Het boek bevat, naast aanwijzingen voor de hervorming van de kerk, verhandelingen over onderwijs en opvoeding, de economie, de armenzorg, de rechtspraak, culturele uitingen en het huwelijk. Bucer schuwt het niet om eveneens vergaande voorstellen te doen voor hervormingen op sociaal en economisch gebied. Daar hoort ook de landbouw bij, evenals de relatie van de landbouw met handel en werkgelegenheid.
Bucer zag een aantal grote problemen op het Engelse platteland. Er waren rijke lieden die zich helemaal toelegden op het maken en verkopen van wol. Hun doel was om snel rijk te worden. Om dat te bereiken, eigenden zij zich gronden toe die voorheen door heel de gemeenschap gebruikt werden. Hierdoor konden kleine boeren die eerder vrij gebruikmaakten van deze gronden, dit niet meer doen. Dat leidde voor hen tot armoede en werkloosheid. Hun situatie stak schril af tegen het luxueuze leven dat de wolproducenten leidden.
Uitermate leerzaam is de manier waarop Bucer deze problematiek benadert. Hij doordenkt de ontwikkeling die hij signaleert vanuit de basisprincipes van de reformatie. Een van die principes is dat ieder beroep een goddelijk beroep is. Iedereen, ook de boer, moet met zijn werk tot uitdrukking kunnen brengen wat zijn roeping is: God en de naaste dienen. Daarin moet hij kunnen groeien en bloeien. Zo ook het land: het moet leveren waar het door God voor gegeven is. Niet alleen voor gras voor de schapen, maar zeker en misschien nog meer, zo stelt Bucer, is de grond geschikt voor de productie van bijvoorbeeld vlas en groenten, of voor het weiden van koeien.
Uiteindelijk speelde in deze kwestie voor Bucer een sociale vraag die gaat over de verhouding tussen hen die grote winsten maken en rijk leven en hen die niet kunnen werken en geen brood kunnen kopen. Ieder mens, zo was hij van mening, moet de mogelijkheid hebben om te werken en zo God en het gemeenschappelijk belang van de samenleving te dienen. De reformator nam dit zo ernstig dat hij het nodig achtte dat wetgeving paal en perk zou stellen aan het areaal dat beschikbaar was voor de lucratieve schapenhouderij.
Bucer biedt handvatten om vandaag de dag opnieuw grote thema’s te doordenken. Waarvoor leven we uiteindelijk? Wat betekent dat voor ons werk? Wat is de betekenis van marktwerking in de (landbouw)economie? Wanneer mag en moet de overheid grenzen stellen?
De auteur werkt bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.