Meer vader dan koning
2 Samuël 18:29
„Toen zei de koning: Is het wel met de jongeling, met Absalom?”
Dit werd gezegd door David na een grote veldslag waarin velen waren gedood, en de door Absalom aangevoerde legers, tot een getal van twintigduizend, waren gesneuveld. Zij kwamen om, niet slechts door het zwaard maar ook tussen de dikke eiken en de verwarde doornstruiken van het woud, dat verschrikkelijke afgronden en holen verborg, waarin de opstandelingen in hun hevige ontsteltenis neerstortten toen de overhaaste vlucht begon.
De angstige vraag van de vader betrof zijn slechte, maar nog steeds beminde zoon: „Is het wel met de jongeling, met Absalom?” Hij schijnt niet te hebben gevraagd: „Hoe hebben wij de overwinning behaald?”, maar: „Is het wel met de jongeling, met Absalom?” Niet: „Is Joab, de aanvoerder van mijn leger, nog in leven, want er hangt zoveel van hem af?”, maar: „Is het wel met de jongeling, met Absalom?” Niet: „Hoeveel van mijn keurtroepen zijn in de slag gesneuveld?”, maar: „Is het wel met de jongeling, met Absalom?”
Men heeft wel gezegd dat hij zich hier meer vader dan koning toonde, meer genegenheid dan wijsheid, en dit is ongetwijfeld een gerechtvaardigde kritiek op de tederheid van de oude man die hem geheel in beslag nam. David was in dit geval ongetwijfeld zwak in zijn tederheid. Maar broeders, het is voor ons gemakkelijker een vader onder zulke omstandigheden te berispen, dan volkomen zijn gevoelens te begrijpen.
C. H. Spurgeon, predikant te Londen
(”12 preken voor jongeren”, 2016)