Dr. Winnie Verbeek: Elk kerkgebouw heeft veel verhalen te vertellen
Een monumentaal kerkraam, een historisch doopvont, de eeuwenoude preekstoel. Elk stukje religieus erfgoed heeft een verhaal. Dat verhaal kan en moet verteld worden. „Het biedt kerken zoveel kansen.”
Dat vindt dr. Winnie Verbeek, docente aan de Driestar hogeschool. Zij promoveerde onlangs aan de Universiteit van Amsterdam op de waarde van religieus erfgoed.
Gepassioneerd kan Verbeek (1972) vertellen over de mogelijkheden voor kerken om het verhaal van de kerk en het christendom door te geven. En zij praktiseert wat ze preekt, want als conservator van de Sint-Janskerk in Gouda was zij betrokken bij de ontvangst van ruim 800 kinderen van –ook openbare– basisscholen in de kerk. „De kinderen zitten vol vragen. Vanaf het begin dat ze binnenkomen. De kerk heeft zoveel mogelijkheden om verhalen te vertellen en samen na te denken. Bijvoorbeeld, de twee hoofdpersonen die aan de Sint-Jan zijn verbonden, zijn Johannes de Doper –daar is de kerk naar vernoemd– en Christus. Het centrale raam in de kerk toont de doop van Jezus door Johannes. Dat zijn al twee, drie verhalen bij elkaar.”
Maar ook een leeg raam kan inspireren, illustreert Verbeek de mogelijkheden die zij ziet. „Dan kun je aan de leerlingen vragen: „Als jullie dit raam zouden mogen vullen, wat zou je er dan op afbeelden?” Soms liggen bepaalde verhalen wat lastig, maar dan kom je al pratend uit bij David en zijn zorg voor de schapen. Het thema liefde.”
Geest
Verbeek geeft de vele mogelijkheden ook door aan de studenten die zij als docent beeldende vorming aan de lerarenopleiding van Driestar hogeschool lesgeeft. Ook een eenvoudige dorpskerk of een hedendaagse kerk hebben hun verhaal. „Een van mijn studenten heeft met een kleuterklas het kerkgebouw van de gereformeerde gemeente in Amersfoort bezocht. Ook daar ontstonden heel mooie gesprekken.”
De ontmoetingen in de kerken werken vaak naar twee kanten, ziet Verbeek. „De leerlingen in de Sint-Jan zijn rondgeleid door studenten van onze school. Dan ontmoeten twee werelden elkaar. Als een pabostudent bijvoorbeeld het over ”de Geest” heeft, hebben de kinderen daar een heel ander beeld bij dan de student. De kinderen denken aan geesten en monsters in computergames, terwijl de student de Heilige Geest bedoelt. Dan moet zo’n student dus gaan nadenken over wat hij zegt en hoe hij het uitlegt. Dat is zo leerzaam.”
Hart
Religieus erfgoed kent meerdere „lagen”, laat Verbeek in haar studie zien. En daar ziet de promovenda mogelijkheden voor musea en kerkbeheerders. „Vrijwel elk stukje religieus erfgoed is in de historische lijn van het christendom te plaatsen. Voorwerpen zijn te verbinden aan de plaatselijke, landelijke, Europese en de mondiale geschiedenis. Zij brengen bezoekers in aanraking met kunst- en cultuuruitingen in een traditie van eeuwen. En bij religieus erfgoed geldt ook: het heeft gefunctioneerd in de eredienst, het wijst naar Christus, naar het hart van het christendom.”
Een kerkelijke gemeente vindt het soms lastig om de kerk open te stellen voor een breder publiek, merkt Verbeek. „Kerkbeheerders zien dat als musealisering. Ze zeggen dan: „We zijn geen museum, maar het is een kerk voor de erediensten. Als de kerk een museum wordt, is de kerk dood.” Maar dat is niet zo; door de openstelling komt er juist de mogelijkheid om als kerk je verhaal te vertellen.”
Door openheid uit te stralen, komen er mensen in de kerk die er anders wellicht niet zouden binnenkomen, onderstreept Verbeek. Zij adviseert kerkbeheerders die het moeilijk vinden om de kerk open te stellen voor een breder publiek contact te leggen met Museum Catharijneconvent in Utrecht: „Dat heeft veel kennis op dit terrein.”
Steun
Contact met mensen van ‘buiten de kerk’ is ook aantrekkelijk, omdat zij vaak de restauratie van een monumentale kerk willen steunen, ziet Verbeek. „Juist nu veel religieus erfgoed wordt bedreigd door de secularisatie en sluiting van kerkgebouwen, zijn er kansen. Veel inwoners houden van het kerkgebouw in hun stad of dorp.”
Ziet zij het openstellen en tonen van het religieus erfgoed ook als een middel om te evangeliseren? Verbeek vindt het verstandig om „het gebouw zelf te laten spreken.” „Het is al mooi als mensen binnenkomen en je vragen beantwoorden kunt. Een kerk kan niet anders dan over Christus spreken, toch? Als ik dat laat zien aan de hand van het gebouw, ben ik af van het moeten evangeliseren, en ben ik tegelijk wel heel dicht bij het hart van het christendom. Vaak is er wel de gelegenheid om iets te vertellen over de waarden en de kerk van het christendom.”
Vertaalslag
Wetenschap, onderwijs en praktijk aan elkaar koppelen, dat wilde Verbeek graag in haar promotieonderzoek, ook om een beurs te krijgen en om ruimte bij haar werkgevers te vinden. Haar onderzoek moest gaan over een onderwerp op het snijvlak van onderwijs en museumcollecties. „Prof. Ad de Jong wees me toen op de overgang van Museum Catharijneconvent in Utrecht van katholiek museum naar rijksmuseum. Aanvankelijk zou ik een vergelijking maken met andere musea, andere collecties religieus erfgoed, ook in het buitenland, maar het onderzoek naar het gebruik van de collectie van het Catharijneconvent leverde zoveel op, dat het daarbij is gebleven. Wel heb ik de vertaalslag naar het onderwijs gemaakt.”
Verbeek beschrijft de vier fasen die het Utrechtse museum doormaakte: van gesloten in de beginjaren naar een steeds opener museum rond het thema religie. „Eerst was het museum vooral gericht op de middeleeuwse kunst, voor de Reformatie. Dat veranderde door de tijd heen. Vooral in de jaren zestig van de vorige eeuw is er veel gebeurd. Er was toen een andere tijdsgeest, met een rare mix van aan de ene kant ontkerkelijking, waardoor de noodzaak om dingen te bewaren urgent werd. Aan de andere kant was er toen de oecumenische beweging. Die bracht dingen samen die eerder nooit samen hadden kunnen gaan. En daarnaast was er ook nog de bemoeienis van de overheid met het rijksmuseum. Dat bracht met zich mee dat al het religieuze geneutraliseerd moest worden. Dat zijn alles bij elkaar tegenstrijdige krachten. Daar moest een weg in gevonden worden.”
Tweespalt
En die spanning zit nog steeds in het museum, zegt Verbeek: „De conservator protestantisme Tanja Kootte zei dat ook tegen mij: „Er is altijd een tweespalt tussen: zijn we nu een geschiedenismuseum of een kunstmuseum?” Zij is overigens wel heel blij met mijn onderzoek, omdat veel van de dynamiek rond de collectie beter te plaatsen is.”
Tijdens het beschrijven van deze ontwikkelingen ontstond een overzicht van de geschiedenis van Museum Catharijneconvent. „Dat was niet mijn hoofddoel, maar wel interessante bijvangst. Tevens is het archief over het ontstaan van het museum, zoals dat in Het Utrechts Archief ligt, nu ook goed ontsloten.” Dat deel van het proefschrift –met als titel ”Van geloof naar erfgoed. De betekenisveranderingen van christelijk-religieus erfgoed in een museale omgeving”– dat de historie van het museum weergeeft, zal op termijn mogelijk als publieksuitgave worden uitgegeven.