Stichting evangelieverspreiding geen goed doel
Geven is voordelig. Tenminste, voorzover u geeft aan een goed doel én u meer geeft dan de drempel. Waarom is het voordelig? Omdat u de giften, voorzover zij boven de drempel uitkomen, kunt aftrekken van de inkomstenbelasting.
De goede doelen hoeven slechts 11 procent schenkingsrecht af te dragen, voorzover de schenking een bedrag van 2546 euro overtreft. De tarieven van de inkomstenbelasting zijn ruim hoger dan de 11 procent schenkingsrecht, en dus subsidieert de staat feitelijk giften aan goede doelen. Een gift die gedurende ten minste vijf jaren wordt gedaan en bij notariële akte is overeengekomen, is zelfs onbeperkt aftrekbaar van de inkomstenbelasting.
De wet spreekt trouwens niet van goede doelen, maar van algemeen nut beogende instellingen. Ook kerkelijke en charitatieve instellingen vallen hieronder. In de praktijk kan echter nog wel eens discussie ontstaan over wat een algemeen nut beogende instelling is. Twee jaar geleden heeft het gerechtshof in Den Bosch een uitspraak hierover gedaan. Deze uitspraak ging over de Stichting tot verbreiding van het Evangelie, waarvan Jansen (de naam is gefingeerd) secretaris was, en zijn vrouw algemeen bestuurslid.
De stichting had verschillende activiteiten. Zij huurde een winkel van Jansen en verkocht daarin evangelische boeken, muziek en kaarten. Bovendien was in de winkel ook een postagentschap aanwezig. Het echtpaar Jansen runde de winkel, maar werd hierbij geholpen door acht vrijwilligers. De winkel kon hierdoor twintig uur per week open zijn. De winkel was derhalve niet continu geopend, maar wel bijna de helft van de week.
Er was nog een vrij grote ruimte achter in de winkel aanwezig. In deze ruimte organiseerde de stichting jeugd- en tieneractiviteiten. Verder hield zij daar in samenwerking met een plaatselijke evangelische gemeente af en toe een jeugdkerk. Ook rond de kerstdagen was de ruimte in gebruik. Deze werd dan door de stichting gratis ter beschikking gesteld aan een kerstmarkt. Jaarlijks maakte een bloemist graag van deze gelegenheid gebruik en ook andere personen waren actief om op deze markt hun waren te slijten.
De omzet van de winkel bedroeg jaarlijks meer dan 8000 euro. Ook het postagentschap behaalde een (bruto)winst, voor een bedrag van bijna 20.000 euro. De stichting maakte na aftrek van allerlei kosten, zoals personeelslasten, echter geen winst. Op een gegeven moment kon zij de huur van de winkel dan ook nauwelijks meer betalen. Derhalve besloot het echtpaar Jansen een bedrag even groot als de huur te schenken aan de stichting. Het ging om een bedrag van bijna 450 euro op jaarbasis. Bij notariële akte werd overeengekomen dat de schenking vijf jaar zou plaatsvinden.
Volgens de belastinginspecteur was er geen sprake van een algemeen nut beogende instelling. Hij belastte de schenking met ruim 40 procent schenkingsrecht. Jansen stapte als secretaris van de stichting naar de rechter. Hij was van mening dat de stichting als levensbeschouwelijk en inderdaad als liefdadige stichting en algemeen nut beogende instelling was aan te merken.
Het gerechtshof verwees naar een oordeel van de Hoge Raad uit 1994. Die had destijds bepaald dat als de werkzaamheden van een instelling voor de helft het algemeen belang dienen, en voor de helft een particulier belang, er sprake was van een algemeen nut beogende instelling. De stichting moest dan ook bewijzen dat dit het geval was. De verbreiding van het Evangelie vond het hof echter te vaag. Daarom stelde het nog maar eens de vraag hoe dit dan gebeurde. De activiteiten van de winkel waren helder. Maar wat hielden nu precies de jeugdwerk- en tieneractiviteiten in? Helaas kon Jansen hier maar een paar voorbeelden van noemen.
Het gerechtshof gaf de stichting ongelijk. De jeugdwerkactiviteiten vielen volgens het hof onder het algemeen belang. Maar het verkopen van kaarten en boeken en het exploiteren van een postagentschap dienen dat niet. En omdat de stichting niet kon aantonen dat de jeugd- en tieneractiviteiten op de voorgrond stonden, viel voor haar het doek.